ECLI:NL:RBDHA:2022:12971

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
NL22.23068
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, afgewezen nadat verzoekster haar beroep had ingesteld. Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Verzoekster heeft tijdig verzocht om vergoeding van de proceskosten, wat de rechtbank heeft erkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster terecht beroep heeft ingesteld vanwege het ongebruikt verstrijken van de beslistermijn. Verweerder heeft, na in gebreke te zijn gesteld, alsnog een beslissing genomen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van verzoekster vastgesteld op € 379,50, waarbij de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 379,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.23068

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf.
Hangende het beroep heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verzoekster heeft het beroep hierna ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. De rechtbank stelt vast dat verzoekster gelijktijdig met de intrekking van het beroep heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verzoekster heeft naar het oordeel van de rechtbank, vanwege het ongebruikt verstrijken van de beslistermijn, aanleiding kunnen zien om beroep in te stellen. Zij heeft verweerder voorafgaand hieraan ook op een geldige wijze in gebreke gesteld. Verweerder is vervolgens aan verzoekster tegemoet gekomen door hangende het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog een beslissing te nemen.
3. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de proceskosten aan de zijde van verzoekster vast op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,- per punt en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.