ECLI:NL:RBDHA:2022:12960
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Iraanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 mei 2022 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 8 juni 2022, waar de verzoeker bijgestaan werd door zijn gemachtigde mr. A.S. Sewman, is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in de hoofdzaak, zaaknummer NL22.9167, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, in aanwezigheid van griffier mr. R.P. Stehouwer, en is openbaar gemaakt op 8 juli 2022. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.