Uitspraak
[appelant] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van zijn advocaat mr. E. Tamas, adres: Benoordenhoutseweg 27, 2596 BA te Den Haag,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 20 juli 2022, die een machtiging tot ontruiming van een pand aan de [adres] in Den Haag had verleend. De appellant, geboren in 1980 en vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. E. Tamas, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze machtiging. De rechtbank Den Haag heeft op 8 november 2022 de zaak behandeld. De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden in de vordering tot ontruiming, omdat er geen zorgvuldig onderzoek zou zijn gedaan naar de gegrondheid van de vordering. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat de machtiging tot ontruiming strijdig is met verschillende artikelen van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM) en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVSCR). De officier van justitie, mr. H. Mol, heeft echter gesteld dat de vordering tot ontruiming terecht was en dat de belangen van de appellant voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de rechter-commissaris op goede gronden de machtiging tot ontruiming heeft verleend en dat de vordering van de officier van justitie niet in strijd was met het huisrecht van de appellant. De rechtbank heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de machtiging tot ontruiming in stand gelaten.