ECLI:NL:RBDHA:2022:12936

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
NL22.523
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet in behandeling nemen van aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf ondanks tijdige betaling van leges

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), maar deze aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen. Dit gebeurde ondanks het feit dat eiser de verschuldigde leges tijdig had betaald, maar zonder het vermelden van het zaaknummer en vorderingsnummer bij de betaling. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.

Tijdens de zitting op 22 september 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de betaling van de leges correct was uitgevoerd, maar dat de aanvraag niet in behandeling was genomen vanwege het ontbreken van de gevraagde nummers. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van deze nummers niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag, aangezien de leges wel degelijk waren betaald. De rechtbank benadrukte dat verweerder de aanvraag niet zonder meer buiten behandeling kon laten en dat eiser de gelegenheid had moeten krijgen om de ontbrekende informatie alsnog te verstrekken.

De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiser opnieuw moet beoordelen. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de kosten die eiser heeft gemaakt in de bezwaarfase en in de beroepsprocedure, tot een bedrag van € 2059,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.523

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.H.R. Bruggeman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

Procesverloop

In het besluit van 10 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een mvv [1] niet in behandeling genomen.
In het besluit van 22 december 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mohamed Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 2004 en heeft de Eritrese nationaliteit. Eiser wenst in Nederland te verblijven bij zijn moeder, [A] .
2. In het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat volgens verweerder geen leges zijn betaald. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard, omdat bij de storting van de leges het zaaknummer en het vorderingsnummer niet zijn vermeld.
Wat vindt eiser?
3. Eiser betoogt – kort gezegd – dat verweerder zijn aanvraag ten onrechte niet in behandeling heeft genomen. Hij stelt dat hij de verschuldigde leges tijdig heeft voldaan. Dat bij het betalen van de leges het gevraagde zaaknummer en vorderingsnummer niet zijn vermeld, is volgens eiser niet relevant.
Wat zijn de relevante regels?
4. Als de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een mvv niet zijn betaald, kan verweerder deze aanvraag buiten behandeling laten. Verweerder hoeft in dat geval aan de aanvrager niet de gelegenheid te bieden dit verzuim te herstellen. Dit volgt uit artikel 2n, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Wat is het oordeel van de rechter?
5. Bij brief van 22 maart 2021 heeft verweerder eiser de gelegenheid geboden de verschuldigde leges binnen twee weken te voldoen. In deze brief is eiser erop gewezen dat hij bij betaling het in de brief genoemde zaaknummer en vorderingsnummer moet vermelden en dat het nalaten hiervan ertoe zou kunnen leiden dat zijn aanvraag niet in behandeling wordt genomen.
5.1.
In de bezwaarfase heeft eiser een bankafschrift overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat de verschuldigde leges zijn betaald. Ter zitting is nader vastgesteld dat deze betaling tijdig en op het juiste rekeningnummer heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat de situatie als bedoeld in artikel 2n, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw zich in dit geval niet voordoet. Dat eiser abusievelijk bij zijn betaling niet het gevraagde zaaknummer of vorderingsnummer heeft vermeld, doet hieraan niet af. Artikel 2n, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw vereist uitsluitend dat de verschuldigde leges zijn betaald. Hoewel de rechtbank inziet dat het vermelden van het zaaknummer en vorderingsnummer bijdraagt aan een vlotte administratieve afhandeling van de betalingen die verweerder ontvangt, staat het verweerder niet vrij om een aanvraag zonder meer buiten behandeling te laten als deze nummers niet – of onjuist – worden vermeld. Verweerder had aan eiser dan ook met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb de gelegenheid moeten bieden om het zaaknummer en vorderingsnummer alsnog door te geven. De rechtbank volgt verweerder niet voor zover hij zich op het standpunt heeft gesteld dat zonder het zaaknummer en vorderingsnummer niet duidelijk was op welke aanvraag het ontvangen legesbedrag betrekking had, zodat het bieden van een herstelmogelijkheid niet mogelijk was. Daarbij betrekt de rechtbank dat in ieder geval in de bezwaarfase, door het ingediende bezwaarschrift en het overgelegde rekeningafschrift, voor verweerder genoegzaam duidelijk had moeten zijn wie het legesbedrag had betaald en op welke aanvraag dit bedrag betrekking had. Dat betekent dat verweerder het primaire besluit ten onrechte in bezwaar heeft gehandhaafd.
6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen. Dat betekent dat verweerder de aanvraag van eiser opnieuw zal moeten beoordelen.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de kosten die hij heeft gemaakt in de bezwaarfase en in deze beroepsprocedure. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift met een waarde van € 541,-, 1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,-) bij een wegingsfactor 1. Dit leidt tot een bedrag van € 2059,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de door eiser gemaakte kosten in bezwaar en beroep tot een bedrag van € 2059,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).