ECLI:NL:RBDHA:2022:12936
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet in behandeling nemen van aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf ondanks tijdige betaling van leges
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en verweerder. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), maar deze aanvraag werd door verweerder niet in behandeling genomen. Dit gebeurde ondanks het feit dat eiser de verschuldigde leges tijdig had betaald, maar zonder het vermelden van het zaaknummer en vorderingsnummer bij de betaling. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser.
Tijdens de zitting op 22 september 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de betaling van de leges correct was uitgevoerd, maar dat de aanvraag niet in behandeling was genomen vanwege het ontbreken van de gevraagde nummers. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van deze nummers niet relevant was voor de beoordeling van de aanvraag, aangezien de leges wel degelijk waren betaald. De rechtbank benadrukte dat verweerder de aanvraag niet zonder meer buiten behandeling kon laten en dat eiser de gelegenheid had moeten krijgen om de ontbrekende informatie alsnog te verstrekken.
De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiser opnieuw moet beoordelen. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de kosten die eiser heeft gemaakt in de bezwaarfase en in de beroepsprocedure, tot een bedrag van € 2059,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.