ECLI:NL:RBDHA:2022:12934

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 oktober 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
NL22.5067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verblijfsrecht en naturalisatie in het licht van artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Mexicaanse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met het doel zijn privé- en familieleven in Nederland te waarborgen. De aanvraag werd echter afgewezen door de staatssecretaris, die stelde dat eiser met zijn huidige verblijfsvergunning voldoende mogelijkheden had om zijn privé- en familieleven uit te oefenen. Eiser voerde aan dat hij belang had bij de gevraagde verblijfsvergunning, omdat hij in de toekomst een verzoek tot naturalisatie wilde indienen en daarvoor een verblijfsrecht met een niet-tijdelijk karakter nodig had.

De rechtbank heeft op 22 september 2022 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen. De rechtbank overwoog dat het verblijfsrecht op basis van het arrest Chavez-Vilchez in beginsel ter bescherming van de belangen van eisers minderjarige kind dient. Eiser had echter feitelijk de mogelijkheid om zijn recht op privé- en familieleven uit te oefenen met zijn huidige verblijfsrecht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gesteld dat er geen inbreuk werd gemaakt op eisers recht op privé- en familieleven door de afwijzing van de aanvraag.

De rechtbank volgde eisers argument dat hij onredelijk lang moest wachten voor het opbouwen van verblijfsduur voor naturalisatie niet, en benadrukte dat de voorwaarden voor het verkrijgen van de nationaliteit tot de bevoegdheid van elke lidstaat behoren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.5067

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.P. Sanchez Montoto),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.F. Franca).

Procesverloop

In het besluit van 8 augustus 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen.
In het besluit van 28 februari 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 22 september 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag 1] 1973 en heeft de Mexicaanse nationaliteit.
2. Eiser heeft drie kinderen, waarvan de jongste geboren is op [geboortedag 2] 2011. Het jongste kind is het enige kind van eiser dat nog minderjarig is. Eiser heeft op dit moment verblijfsrecht in Nederland op basis van het arrest Chavez-Vilchez. [1] Op 27 april 2021 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning voor het uitoefenen van familie- en privéleven op grond van artikel 8 van het EVRM. [2]
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen, omdat eiser met zijn huidige verblijfsvergunning privé- en familieleven kan uitoefenen in Nederland. Er is daarom met het weigeren van de gevraagde verblijfsvergunning geen sprake van een schending van artikel 8 van het EVRM, aldus verweerder. In bezwaar heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd.
Wat voeren de partijen aan?
4. Eiser voert aan dat hij belang heeft bij de gevraagde verblijfsvergunning, omdat hij in de toekomst een verzoek tot naturalisatie wil indienen en hij daarvoor een periode van tenminste vijf jaar verblijf in Nederland moet opbouwen op basis van een verblijfsrecht met een niet-tijdelijk karakter. Met zijn huidige tijdelijke verblijfsrecht bouwt eiser geen jaren op die meetellen voor de hierboven genoemde termijn. Het is volgens eiser onredelijk dat hij zou moeten wachten tot zijn jongste kind meerderjarig is en hij pas dan met een verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard de benodigde verblijfsduur voor naturalisatie kan opbouwen. Dat is volgens eiser in strijd met het unierechtelijk evenredigheidsbeginsel.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank overweegt dat het verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez in beginsel dient ter bescherming van de belangen van eisers minderjarige kind. Met de aanvraag om een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM vraagt eiser om de bescherming van zijn eigen belangen. Niettemin heeft eiser op grond van zijn huidige verblijfsrecht feitelijk de mogelijkheid zijn recht op privé- en familieleven in Nederland uit te oefenen. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat met de afwijzing van de aanvraag geen inbreuk wordt gemaakt op eisers recht op privé- en familieleven op grond van artikel 8 van het EVRM.
6. Eisers stelling dat hij onredelijk lang moet wachten voordat hij ten behoeve van een naturalisatieverzoek verblijfsduur kan opbouwen met een verblijfsrecht op grond van artikel 8 van het EVRM, volgt de rechtbank niet. Het bepalen van de voorwaarden voor het verkrijgen van de nationaliteit van een lidstaat behoort tot de bevoegdheid van elke lidstaat van de Europese Unie afzonderlijk. De vraag in hoeverre het huidige Chavez-Vilchez verblijfsrecht van eiser meeweegt bij de beoordeling van een eventueel verzoek om naturalisatie, dient te worden beantwoord in de naturalisatieprocedure. Verweerder heeft in deze stelling van eiser geen aanleiding hoeven zien hem de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354 (Chavez-Vilchez).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.