Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]
Inleiding
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 27 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een terugkeerbesluit. Eiser, die gehuwd is met mevrouw [A], had op 4 juni 2021 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Deze aanvraag was eerder in 2019 afgewezen, maar werd nu toegewezen. Eiser reisde op 2 november 2021 naar Nederland. Echter, op 17 februari 2022 meldde de gemachtigde van eiser dat de gezinsband met referente was verbroken. Hierop legde verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 1 maart 2022 een terugkeerbesluit op en sloot de Toegang- en Verblijfprocedure (TEV) af.
Eiser was het niet eens met dit besluit en stelde beroep in, waarbij hij aanvoerde dat hij niet was gehoord over het terugkeerbesluit. De rechtbank oordeelde dat eiser in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zijn zienswijze te geven, maar dat het gebrek in de besluitvorming kon worden gepasseerd op grond van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat eiser niet in zijn belangen was geschaad. De rechtbank concludeerde dat de gezinsband ten tijde van de melding daadwerkelijk was verbroken en dat eiser een nieuwe aanvraag voor een mvv kon indienen. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar verweerder werd wel veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.