ECLI:NL:RBDHA:2022:1291
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid beroep inzake terugkeerbesluit na intrekking asielaanvraag en verkrijging verblijfsdocument
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1984 en van Nigeriaanse nationaliteit, had op 23 december 2020 zijn asielaanvraag ingetrokken. Op dezelfde dag werd hem door de staatssecretaris een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de staatssecretaris heeft betoogd dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij inmiddels rechtmatig verblijf heeft verkregen op basis van een verblijfsdocument voor verblijf bij zijn Nederlandse kind.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugkeerbesluit uit 2015, dat eerder aan eiser was opgelegd, rechtmatig was en dat de gevolgen daarvan herleefden na de intrekking van de asielaanvraag. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf meer na deze intrekking, en de rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij inmiddels rechtmatig verblijf heeft op grond van het verblijf bij zijn kind. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, aangezien er geen onrechtmatigheid aan de zijde van de staatssecretaris is vastgesteld.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om hun verblijfsstatus goed in de gaten te houden, vooral na het intrekken van een asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak afgesloten door het beroep van eiser niet-ontvankelijk te verklaren, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.