ECLI:NL:RBDHA:2022:1291

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
AWB 20/9542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake terugkeerbesluit na intrekking asielaanvraag en verkrijging verblijfsdocument

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1984 en van Nigeriaanse nationaliteit, had op 23 december 2020 zijn asielaanvraag ingetrokken. Op dezelfde dag werd hem door de staatssecretaris een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de staatssecretaris heeft betoogd dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat hij inmiddels rechtmatig verblijf heeft verkregen op basis van een verblijfsdocument voor verblijf bij zijn Nederlandse kind.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugkeerbesluit uit 2015, dat eerder aan eiser was opgelegd, rechtmatig was en dat de gevolgen daarvan herleefden na de intrekking van de asielaanvraag. Eiser heeft geen rechtmatig verblijf meer na deze intrekking, en de rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij inmiddels rechtmatig verblijf heeft op grond van het verblijf bij zijn kind. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, aangezien er geen onrechtmatigheid aan de zijde van de staatssecretaris is vastgesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om hun verblijfsstatus goed in de gaten te houden, vooral na het intrekken van een asielaanvraag. De rechtbank heeft de zaak afgesloten door het beroep van eiser niet-ontvankelijk te verklaren, en er is geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/9542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.A. Broersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 23 december 2020 zijn asielaanvraag ingetrokken.
Bij besluit van 18 augustus 2017 (de rechtbank leest: 23 december 2020, hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brieven van 22 september 2021 en van 31 januari 2022 zijn standpunt nader toegelicht.
Verweerder heeft hierop bij brief van 3 februari 2022 gereageerd.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2022 op zitting behandeld. Partijen zijn, met bericht vooraf, niet verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1984 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Eiser heeft op 17 december 2020 een aanvraag voor een verblijfsdocument op grond van Chavez-Vilchez [1] ingediend.
2. Op 23 december 2020 is eiser gehoord door de politie. Bij dit gesprek heeft eiser aangegeven zijn lopende aanvraag voor een asielvergunning in te trekken. Verweerder heeft op dezelfde dag aan hem een maatregel vreemdelingenbewaring [2] en een terugkeerbesluit opgelegd.
3. Op 25 mei 2021 heeft verweerder aan eiser laten weten dat verweerder het voornemen heeft het gevraagde verblijfsdocument EU/EER [3] aan hem te verstrekken. Op 4 oktober 2021 is aan eiser een verblijfsdocument voor verblijf bij zijn Nederlandse kind uitgereikt.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is van mening dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod door verweerder dienen te worden ingetrokken, ook na de verkrijging door eiser van een verblijfsvergunning voor verblijf bij zijn Nederlandse kind. Daarnaast wenst eiser dat verweerder wordt veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten.
Wat vindt verweerder in beroep?
5. Verweerder stelt dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat eiser inmiddels rechtmatig verblijf heeft op grond van het Chavez-Vilchez arrest. Verder stelt verweerder dat het in dit geval enkel gaat om het aan eiser opgelegde terugkeerbesluit, en niet om een inreisverbod. Aangezien eiser thans rechtmatig verblijf heeft, is het terugkeerbesluit niet langer van kracht. Volgens verweerder is een afzonderlijke intrekking of herroeping van het terugkeerbesluit niet nodig. Het beroep van eiser is niet ontvankelijk. Voor een vergoeding van de proceskosten van eiser ziet verweerder geen reden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6.1.
Uit het proces-verbaal van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring van 23 december 2020 blijkt dat hem op 16 november 2015 een terugkeerbesluit is opgelegd door verweerder. Ook blijkt uit dit proces-verbaal dat eiser hieraan niet heeft voldaan en dat hij nooit uit Nederland is vertrokken. Verder stelt de rechtbank vast dat het bestreden besluit van 23 december 2020 ziet op de herleving van de gevolgen van het eerder opgelegde terugkeerbesluit. Een inreisverbod is hierbij niet opgelegd.
6.2.
De rechtbank volgt eiser niet in het standpunt dat het terugkeerbesluit door verweerder dient te worden ingetrokken. Gesteld noch gebleken is namelijk, dat het terugkeerbesluit uit 2015 destijds niet rechtmatig is opgelegd.
Verder had eiser na de intrekking van zijn asielaanvraag op 23 december 2020 geen rechtmatig verblijf meer. Op dat moment was blijkens eerdergenoemd proces-verbaal ook nog niet duidelijk, of er tussen eiser en zijn minderjarig Nederlands kind een afhankelijkheidsverhouding bestond als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez en op grond waarvan rechtmatig verblijf was ontstaan.
Verweerder heeft daarom de terugkeerverplichting van eiser, opgelegd in 2015, bij het bestreden besluit terecht laten herleven.
Wat is de conclusie?
7.1.
Nu inmiddels is gebleken dat eiser rechtmatig verblijf heeft op grond van verblijf bij zijn Nederlands kind, is het procesbelang van eiser bij het onderhavige beroep komen te vervallen. De rechtbank zal daarom het beroep niet ontvankelijk verklaren.
7.2.
Voor een proceskostenveroordeling van verweerder ziet de rechtbank geen aanleiding. Zoals hiervoor vermeld is niet gebleken dat het terugkeerbesluit uit 2015 onrechtmatig was en heeft verweerder ten tijde van het bestreden besluit uit mogen gaan van het vervallen van het rechtmatig verblijf van eiser na intrekking van zijn asielaanvraag.
Er is dus geen sprake geweest van een aan verweerder te verwijten onrechtmatigheid.
Ook is er geen sprake geweest van een tegemoetkoming aan eiser door verweerder. Het terugkeerbesluit uit 2015 kan namelijk altijd weer herleven bij beëindiging van het rechtmatige verblijf van eiser.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het arrest Chavez-Vilchez van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.
2.Op grond van artikel 59b, eerste lid aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
3.Zoals bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000.