ECLI:NL:RBDHA:2022:12883

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
C/09/636254 / JE RK 22-2080
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de jeugdbescherming

Op 27 oktober 2022 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 6 oktober 2022 is ingediend. De kinderrechter heeft de ouders, de vader en de moeder, als belanghebbenden aangemerkt, en de Raad als informant. De ouders zijn in september 2021 uit elkaar gegaan en de kinderen verblijven bij de moeder en de grootmoeder moederszijde. Er zijn zorgen over de opvoedsituatie, de emotionele beschikbaarheid van de moeder en de ontwikkeling van de kinderen, waaronder taal- en spraakproblemen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen in een verwaarloosde thuissituatie zijn opgegroeid en dat er veel onrust is geweest, wat heeft geleid tot de noodzaak van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De moeder heeft stappen gezet in haar ontwikkeling, maar er zijn nog zorgen over haar persoonlijke problematiek en de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft ook de gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing beoordeeld, zoals genoemd in artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek. De thuissituatie bij de grootmoeder wordt als veilig beoordeeld, en het is van belang dat de kinderen daar blijven verblijven. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen voor een periode van twaalf maanden onder toezicht te stellen en voor drie maanden uit huis te plaatsen in een pleegzorgvoorziening.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 23 november 2022.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/636254 / JE RK 22-2080
Datum uitspraak: 27 oktober 2022

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 6 oktober 2022 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] te 2019 te [plaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02]
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
BRP-adres te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. R.P.A. Kint, te Zoetermeer.
De kinderrechter merkt als informant aan:

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het rapport van de Raad van 4 oktober 2022, met bijlagen.
Op 27 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- mevrouw [naam01] , namens de Raad;
- mevrouw [naam02] en mevrouw [naam03] , namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

- [minderjarige01] en [minderjarige02] zijn erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven feitelijk met de moeder bij de grootmoeder moederszijde.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] en [minderjarige02] in een voorziening voor pleegzorg voor de periode van drie maanden. Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting ligt het volgende aan het verzoek ten grondslag.
De ouders zijn in september 2021 uit elkaar gegaan. De vader verblijft momenteel op een kamer in [woonplaats01] . De kinderen gaan eens in de twee weken een weekend naar de vader. Beide kinderen hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder discussies tussen de ouders, tweemaal verhuizen en de nasleep van een politie-inval bij de oom thuis (oom verblijft ook bij de grootmoeder moederszijde). Vanuit het VTB zijn er zorgen gemeld over de basale verzorging van de kinderen en in hoeverre de moeder emotioneel beschikbaar is (geweest) voor de kinderen. Vanuit de peuterspeelzaal komen geen zorgen over de basale verzorging. Wel zijn er verder zorgen over de taal- en spraakontwikkeling van [minderjarige01] . Zij is in de klas stil en ook tegen de raadsonderzoeker heeft zij bijna niets gezegd. Er zijn ook zorgen over de taalachterstand van [minderjarige02] . Hij heeft nog geen grote woordenschat en hij is vaak niet te verstaan. Voorts zijn er zorgen over de opvoedomgeving van de kinderen. Er was onvoldoende sprake van emotionele en basale veiligheid. De kinderen zijn vooral op zichzelf aangewezen geweest en werden onvoldoende gestimuleerd doordat de moeder overmatig heeft gegamed. Ook is er volgens Eenzorg sprake van depressieve gevoelens en een vol hoofd bij de moeder. Dit uit zich in het verwaarlozen van de woning. De moeder heeft veelal de afspraken met de hulpverlening afgezegd. Hierin ziet de Raad een patroon. Vanuit Gemiva komt naar voren dat de moeder en de kinderen niet samen spelen. De moeder mist de aansluiting met de kinderen. Daarnaast zijn er tussen de ouders onenigheden over de omgangsregeling en de vader wil co-ouderschap. Een uithuisplaatsing is voor de kinderen noodzakelijk omdat zij met de moeder bij de grootmoeder moederszijde verblijven en deze plaatsing moet worden voortgezet. Gezien de zorgen rond de oom en de wens van ouders om de kinderen bij hen thuis te laten opgroeien, vindt de Raad dat er na drie maanden opnieuw gekeken moet worden naar de veiligheid van de kinderen bij de oma. Volgens Gemiva zijn de kinderen in het huis van de oma veilig.
Namens de gecertificeerde instelling is aangegeven dat sinds de politie-inval bij de oom, de moeder de knop heeft omgezet. De moeder werkt mee aan de hulp van Gemiva. Zij is niet meer twaalf tot dertien uur per dag aan het gamen. De moeder onderneemt nu activiteiten met de kinderen en zij merkt ook dat dit resultaten oplevert. Zij heeft laten zien dat zij in bepaalde mate inzicht heeft in het karakter en gedrag van de kinderen en dat de kinderen meer vragen dan gemiddeld. [minderjarige01] is angstig en zij heeft meer aandacht en nabijheid nodig. Er is verder nog sprake van persoonlijke problematiek bij de moeder. Zij heeft depressieve gevoelens en zij had een gameverslaving. Ook zijn er zorgen over het contact tussen de vader en de moeder en de bezoekregeling met de kinderen. Er zijn geen vaste afspraken en de vader komt de afspraken niet na. Dit is onduidelijk voor de kinderen. Er moet ook gekeken worden naar wat de kinderen nodig hebben om te kunnen verwerken wat zij hebben meegemaakt. Hierbij wordt gedacht aan spel- en traumatherapie.
De vader heeft aangegeven dat hij een ondertoezichtstelling in het belang van de kinderen vindt. Er zijn dingen die verbeterd moeten worden. De kinderen willen bij hem komen, maar dit lukt niet. De moeder wil eerst de nieuwe vriendin van de vader zien. Er moeten betere afspraken worden gemaakt. Het valt niet mee om een uur te moeten rijden om de kinderen maar een dag te kunnen zien. De vader ziet co-ouderschap als laatste optie als de kinderen niet bij de moeder kunnen zijn. Daarnaast heeft de vader aangegeven dat hij niet wil dat de kinderen bij de grootmoeder verblijven. Hij probeert zijn kinderen te beschermen. Verder heeft de vader aangegeven dat het goed gaat met de kinderen. [minderjarige01] praat beter Nederlands en zij gaat meer naar school.
Namens en door de moeder is geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling maar wel tegen de machtiging uithuisplaatsing. De moeder staat open voor hulp en zij wil de situatie verbeteren. Zij wil graag een huisje in [verblijfplaats01] , in de buurt van de grootmoeder. Een uithuisplaatsing is niet nodig omdat de moeder de komende tijd met de kinderen bij de grootmoeder wil blijven. Een dwangmaatregel is niet nodig. De moeder heeft hieraan toegevoegd dat de communicatie tussen haar, de grootmoeder en de oom heel goed is. Zij is ook gestopt met gamen en de moeder is meer bezig met de kinderen. Hierdoor ontwikkelen de kinderen zich beter. [minderjarige01] is sinds een maand zindelijk.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn. De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] bestaan uit het hierna volgende. De kinderen zijn opgegroeid in een verwaarloosde thuissituatie en hebben veel onrust meegemaakt, zoals de discussies tussen de ouders en de politie-inval bij de oom. Daarnaast zijn er zorgen over de taal- en spraakontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] . Bij de moeder is sprake van persoonlijke problematiek; zij heeft negatieve gedachten en zij had een gameverslaving. Hierdoor was zij niet altijd emotioneel beschikbaar voor de kinderen en waren de kinderen veel op zichzelf aangewezen. De moeder heeft de afgelopen periode goede stappen gezet. Zij gamet veel minder en is meer bezig met de kinderen. Zowel de vader en de moeder zien dat de kinderen zich beter ontwikkelen. Deze ontwikkeling is echter nog pril en de moeder heeft nog geen hulpverlening gehad voor haar persoonlijke problematiek. Daarnaast moet ook nog bekeken worden of de kinderen hulpverlening nodig hebben bij het verwerken van hetgeen zij hebben meegemaakt. In het kader van de ondertoezichtstelling kan een jeugdbeschermer onderzoeken weke hulpverlening voor de moeder en de kinderen passend is. Daarnaast dient aandacht te zijn voor de onderlinge communicatie tussen de ouders en de omgang van de vader met de kinderen. Het is van belang dat de kinderen onbelast contact kunnen hebben met de vader, maar de omgang moet voor de kinderen ook duidelijk en voorspelbaar zijn. Op dit moment zijn er geen duidelijke afspraken.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Hiertoe overweegt de kinderrechter als volgt. De moeder verblijft momenteel met de kinderen bij de grootmoeder moederszijde. De thuissituatie bij de grootmoeder wordt door zowel de Raad als Gemiva als voldoende veilig beoordeeld. De kinderen hebben de afgelopen periode veel meegemaakt en het is van belang dat hun verblijf de komende periode bij de grootmoeder wordt voortgezet. Het is belangrijk dat voor iedereen duidelijk is waar de kinderen de komende periode zullen verblijven, ook gezien de kritische houding van de vader. De Raad heeft de machtiging uithuisplaatsing verzocht voor een periode van drie maanden en komende periode zal het perspectief van de kinderen worden onderzocht.
Gelet op het voorgaande acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling voor de periode van twaalf maanden en een machtiging uithuisplaatsing voor de periode van drie maanden noodzakelijk en in het belang van de verzorging en de opvoeding van de kinderen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] en [minderjarige02] van 27 oktober 2022 tot 27 oktober 2023 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering [minderjarige01] en [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder moederszijde van 27 oktober 2022 tot 27 januari 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2022 door mr. C.F. Mewe, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E.M. Nijhout-van der Plas als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 november 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.