ECLI:NL:RBDHA:2022:12845

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
21/7148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake afwijzing Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

Op 30 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.T. Brassé, en de minister voor Rechtsbescherming, vertegenwoordigd door mr. K.W. Hau. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 30 september 2021, waarin de aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) was afgewezen. Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser zich afgemeld, omdat hij de VOG niet meer nodig had. De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesbelang van eiser bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen, aangezien hij geen behoefte meer had aan de VOG. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7148

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

30 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.T. Brassé),
en

de minister voor Rechtsbescherming (verweerder)

(gemachtigde: mr. K.W. Hau).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van
30 september 2021 op 30 november 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Inleiding

Verweerder heeft de aanvraag van eiser om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) met het besluit van 5 maart 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 30 september 2021 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Tegen het bestreden besluit heeft eiser dit beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

Bij e-mail van 29 november 2022 heeft mr. [A] (werkzaam bij het advocatenkantoor van eisers gemachtigde) de rechtbank ervan in kennis gesteld dat eiser de VOG niet meer nodig heeft en dat eiser en zijn gemachtigde daarom niet op zitting zullen verschijnen.
Nu eiser heeft aangegeven dat hij de VOG niet meer nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat het procesbelang van eiser bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2022 door
mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.