ECLI:NL:RBDHA:2022:12845
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake afwijzing Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)
Op 30 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J.T. Brassé, en de minister voor Rechtsbescherming, vertegenwoordigd door mr. K.W. Hau. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van 30 september 2021, waarin de aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) was afgewezen. Tijdens de zitting, die via een beeldverbinding plaatsvond, heeft eiser zich afgemeld, omdat hij de VOG niet meer nodig had. De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesbelang van eiser bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep is komen te vervallen, aangezien hij geen behoefte meer had aan de VOG. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Powell, griffier.