ECLI:NL:RBDHA:2022:12843

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
NL22.16070
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Turkse nationaliteithouder met politieke activiteiten en valse beschuldigingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Turkse nationaliteithouder, heeft een asielaanvraag ingediend op 22 maart 2021, waarbij hij stelt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten en deelname aan pro-Koerdische protesten in Turkije vreest voor vervolging bij terugkeer. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de asielaanvraag echter afgewezen als ongegrond, omdat de rechtbank de verklaringen van eiser niet geloofwaardig achtte. Eiser heeft verklaard dat hij in Turkije is gearresteerd en mishandeld, en dat hij is veroordeeld op basis van een valse beschuldiging van drugsdelict. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat de veroordeling op valse gronden heeft plaatsgevonden en dat eiser geen gegronde vrees voor vervolging heeft bij terugkeer naar Turkije. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn lichamelijke en geestelijke gesteldheid, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat eiser momenteel in de negatieve aandacht staat van de Turkse autoriteiten en dat zijn politieke activiteiten niet leiden tot een reëel risico op vervolging. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.16070

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 4 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K. Efe. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Turkse nationaliteit te bezitten. Op 22 maart 2021 heeft eiser een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Aan de asielaanvraag heeft eiser het volgende ten grondslag gelegd. Eiser verricht sinds hij tien jaar oud is activiteiten voor de pro-Koerdische politieke partij [naam 4]. Op 8 oktober 2014 nam hij deel aan de [naam 2]-protesten. [1] Eiser is daarbij gearresteerd. Op het politiebureau en in de gevangenis is eiser ernstig mishandeld, waarna hij een week in het ziekenhuis heeft moeten verblijven en hij is geopereerd aan zijn kaak. Drie maanden na de arrestatie is eiser veroordeeld tot acht jaar en vier maanden gevangenisstraf op grond van een valse beschuldiging van drugsbezit en drugshandel. De echte reden voor deze veroordeling is dat eiser heeft deelgenomen aan de [naam 2]-protesten. Toen eiser vijf jaar en drie maanden in de gevangenis had gezeten, werd hij voorwaardelijk vrijgelaten. Eiser heeft vervolgens Turkije verlaten.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond. Verweerder gelooft dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties, vieringen en festivals van de [naam 4]. Daarnaast wordt gevolgd dat eiser is veroordeeld voor een drugsdelict. Verweerder acht het echter niet geloofwaardig dat die veroordeling heeft plaatsgevonden op basis van een valse beschuldiging (en dat de werkelijke reden voor de veroordeling is gelegen in eisers deelname aan de [naam 2]-protesten). De overgelegde documenten bieden hiervoor geen bewijs. Verder bevatten eisers verklaringen over zijn veroordeling ongerijmdheden en zijn deze summier.
De omstandigheid dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties, vieringen en festivals van de [naam 4] maakt volgens verweerder niet dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft bij terugkeer naar Turkije. Eiser heeft verklaard dat hij eerder geen problemen heeft gehad vanwege zijn activiteiten. Verder duiden de politieke activiteiten van eiser eerder op gelegenheidsdeelname en is geen sprake van een fundamentele politieke overtuiging.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte niet gelooft dat eiser is veroordeeld op basis van een valse beschuldiging. Eiser heeft de veroordeling met documenten onderbouwd. Dat eiser de veroordeling niet verder kan toelichten is volgens hem begrijpelijk omdat het een valse aanklacht is. Eiser was er na ernstige mishandeling in de gevangenis zo slecht aan toe dat hij in het ziekenhuis heeft moeten herstellen. Bewijs daarvan heeft hij niet gekregen. Gezien zijn lichamelijk een geestelijke conditie destijds kan niet van hem worden verlangd dat hij meer verklaart over die periode. Dat hij niet in hoger beroep is gegaan tegen de veroordeling kan hem niet worden verweten omdat hij een zwaardere straf vreesde. Dat verweerder het niet logisch acht dat een commuun delict is opgevoerd om eiser strafrechtelijk te veroordelen terwijl er mogelijkheden zijn om hem op politieke gronden aan te klagen, wil nog niet zeggen dat het in eisers geval niet zo is gegaan. De Turkse autoriteiten handelen niet voorspelbaar als het gaat om Koerden.
Verweerder heeft ten onrechte overwogen dat eiser geen fundamentele politieke overtuiging heeft. Daarbij heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet consistent kan verklaren over de oorsprong van de [naam 4] en de partij [naam 3], nu daarover onvoldoende vragen zijn gesteld aan eiser tijdens het gehoor. Hoewel eiser geen lid is van de [naam 4], sympathiseert hij wel met deze partij. Het is aannemelijk dat de Turkse autoriteiten op de hoogte zijn van eisers politieke activiteiten. Dat hij eerder geen problemen heeft ervaren, betekent niet dat hij niet in de negatieve belangstelling staat van de autoriteiten. Uit landeninformatie blijkt dat [naam 4]-sympathisanten worden blootgesteld aan vervolging en een onmenselijke behandeling.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser heeft de gestelde reden voor zijn strafrechtelijke veroordeling niet met documenten onderbouwd. Verweerder stelt daarover terecht dat uit de overgelegde documenten van geen enkel verband met de deelname aan een protest is gebleken.
6. Daarbij heeft verweerder terecht opgemerkt dat op de documenten over de veroordeling de datum 9 december 2014 staat vermeld als datum waarop eiser een drugsdelict heeft gepleegd. Eiser heeft zelf verklaard te zijn gearresteerd op 8 oktober 2014 en kan geen enkele uitleg geven over de eerder genoemde datum. Verder heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser in het geheel geen inzicht kan geven in het bewijs van het drugsdelict dat tegen hem is geleverd. Waar eiser naar eigen zeggen alles heeft gedaan om zijn onschuld te bewijzen, heeft verweerder verder terecht opgemerkt dat eiser geen (hoger) beroep heeft ingesteld tegen de veroordeling.
7. Daarnaast heeft verweerder tegengeworpen dat eiser niet weet in welk ziekenhuis hij gedurende een week heeft verbleven na de gestelde mishandeling en dat eiser evenmin iets kan verklaren over de inhoud van het document dat hij globaal zegt te hebben ingezien en dat hij heeft ondertekend na zijn herstel. Nu dit een wezenlijk deel van het asielrelaas betreft, mocht verweerder van eiser verlangen dat hij hierover nadere informatie kan verstrekken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij hiertoe niet in staat was vanwege zijn lichamelijke dan wel geestelijke gesteldheid destijds. Evenmin is aannemelijk geworden dat eiser hierover geen nadere informatie heeft kunnen inwinnen. Verweerder heeft hierbij mogen tegenwerpen dat eiser geen documenten heeft overgelegd waaruit van de ziekenhuisopname blijkt. Dat is niet in strijd met paragraaf C1/3.3.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, zoals eiser betoogt, nu verweerder ook eisers verklaringen over de ziekenhuisopname en operatie heeft betrokken bij de beoordeling.
8. Ook heeft verweerder er terecht op gewezen dat uit algemene informatie blijkt dat in Turkije vervolging plaatsvindt van politieke opposanten op grond van antiterreurwetgeving. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte overwogen dat niet valt in te zien dat in eisers geval gebruik zou zijn gemaakt van een gefabriceerde aanklacht voor een commuun delict. De enkele stelling van eiser dat de Turkse autoriteiten onvoorspelbaar handelen als het gaat om Koerden leidt er niet toe dat de gestelde gang van zaken desondanks aannemelijk moet worden geacht.
9. De door eiser gestelde reden voor zijn strafrechtelijke veroordeling is daarom niet ten onrechte aangemerkt als niet geloofwaardig.
10. Verweerder heeft terecht overwogen dat geen sprake is van een gegronde vrees voor vervolging dan wel een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer. Dat eiser naar zijn zeggen een sympathisant is van de [naam 4] maakt niet dat op voorhand sprake is van gegronde vrees. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd vormt geen aanleiding voor het oordeel dat hij bij terugkeer naar Turkije alsnog problemen zal ondervinden. Zoals ook volgt uit de door eiser aangehaalde algemene bronnen, hangt het risico op problemen af van de mate waarin men zich profileert als aanhanger van de [naam 4]. De enkele omstandigheid dat iemand een [naam 4]-sympathisant is, leidt in Turkije in het algemeen niet tot vervolging. Voor [naam 4]-aanhangers wordt dan ook geen groepsvervolging aangenomen. Zij zijn door verweerder in zijn landenbeleid voor Turkije wel aangewezen als risicogroep. Niet is echter gebleken van geringe indicaties dat eiser thans persoonlijk voor vervolging heeft te vrezen. Behalve dat uit de geloofwaardig bevonden verklaringen van eiser volgt dat hij als [naam 4]-sympathisant sinds zijn tiende jaar nooit problemen heeft ondervonden, heeft verweerder er in zijn motivering ook op gewezen dat ook niet aannemelijk is dat eiser nu in de negatieve aandacht staat van de Turkse autoriteiten. De vraag of verweerder eveneens terecht heeft geconcludeerd dat bij eiser niet is gebleken van een fundamentele politieke overtuiging hoeft daarom niet afzonderlijk te worden beoordeeld.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr.W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Protesten door Turkse Koerden naar aanleiding van de belegering van de Syrische stad [naam 2] door IS, waarbij een oproep werd gedaan aan de Turkse regering om [naam 2] te ontzetten (pagina 48 van het Algemeen Ambtsbericht Turkije van maart 2022).