ECLI:NL:RBDHA:2022:12839
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter wegens onredelijke vertraging en misbruik van recht
Op 9 november 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. I.D. Bellaart. Het verzoek tot wraking was ingediend op 17 oktober 2022 en was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder schending van proces- en burgerrechten en de schijn van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat een aantal wrakingsgronden te laat naar voren was gebracht en dat andere gronden ongegrond waren. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, wat leidde tot onredelijke vertraging van de procedure. Hierdoor werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.
De procedure begon met een schriftelijk verzoek tot wraking, gevolgd door een schriftelijke reactie van de kantonrechter. Tijdens de zitting op 31 oktober 2022 was de verzoeker aanwezig, maar de kantonrechter verscheen niet. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen in de hoofdzaak en het indienen van het wrakingsverzoek. Bovendien was het wrakingsverzoek gebaseerd op omstandigheden die de verzoeker al eerder had kunnen aanvoeren, maar niet had gedaan.
De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. In dit geval was er geen bewijs dat de kantonrechter partijdig was, en de wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker het wrakingsmiddel gebruikte om de voortgang van de procedure te frustreren. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.