ECLI:NL:RBDHA:2022:12839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
C/09/636899 / KG RK 22-1263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter wegens onredelijke vertraging en misbruik van recht

Op 9 november 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen kantonrechter mr. I.D. Bellaart. Het verzoek tot wraking was ingediend op 17 oktober 2022 en was gebaseerd op verschillende gronden, waaronder schending van proces- en burgerrechten en de schijn van partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat een aantal wrakingsgronden te laat naar voren was gebracht en dat andere gronden ongegrond waren. De wrakingskamer stelde vast dat de verzoeker misbruik maakte van het wrakingsmiddel, wat leidde tot onredelijke vertraging van de procedure. Hierdoor werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen.

De procedure begon met een schriftelijk verzoek tot wraking, gevolgd door een schriftelijke reactie van de kantonrechter. Tijdens de zitting op 31 oktober 2022 was de verzoeker aanwezig, maar de kantonrechter verscheen niet. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker geen redelijke verklaring had gegeven voor het tijdsverloop tussen de gebeurtenissen in de hoofdzaak en het indienen van het wrakingsverzoek. Bovendien was het wrakingsverzoek gebaseerd op omstandigheden die de verzoeker al eerder had kunnen aanvoeren, maar niet had gedaan.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid. In dit geval was er geen bewijs dat de kantonrechter partijdig was, en de wrakingskamer oordeelde dat de verzoeker het wrakingsmiddel gebruikte om de voortgang van de procedure te frustreren. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/68
zaak- /rekestnummer: C/09/636899 / KG RK 22-1263
Beslissing van 9 november 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. I.D. Bellaart,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 oktober 2022 tot wraking van de kantonrechter en tot wraking van de behandelend wrakingskamer;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 20 oktober 2022;
- de beslissing van 21 oktober 2022, waarin verzoeker niet-ontvankelijk is verklaard in zijn wrakingsverzoek, voor zover dat is gericht tegen de behandelend wrakingskamer, en waarin de behandeling van en iedere beslissing in het tegen de kantonrechter gerichte wrakingsverzoek is aangehouden.
1.2.
Op 31 oktober 2022 is het verzoek tot wraking van de kantonrechter ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker;
- een vertegenwoordiger van de Vereniging van Eigenaars [naam] [plaats] (de VvE), de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 9095506 \ RL EXPL 21-4630 tussen de VvE en verzoeker. De VvE vordert in die zaak, kort gezegd, dat verzoeker wordt veroordeeld om een geldbedrag aan haar te betalen. De kantonrechter heeft in die zaak op 26 oktober 2021 een tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis), waarin wordt beschreven hoe het proces bij de rechter tot dan toe is gegaan, waar het in die zaak over gaat en wat de kantonrechter vindt. Dit wordt gevolgd door de beslissing, die onder meer inhoudt dat beide partijen voor de kantonrechter moeten verschijnen om nadere inlichtingen te verstrekken, zoals in het tussenvonnis omschreven, en om te kijken of er een schikking mogelijk is.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek tot wraking van de kantonrechter ten grondslag gelegd. De kantonrechter heeft de procesrechten en burgerrechten van verzoeker, zoals gewaarborgd in diverse internationale verdragen, geschonden vanwege de manier waarop zij is omgegaan met de door hem en de wederpartij ingediende stukken en door hem niet toe te staan alsnog een conclusie van antwoord en conclusie van eis in reconventie in te dienen. Met name zijn recht op een eerlijk proces is in geding. Ook is sprake van schending van die fundamentele rechten door de manier waarop de kantonrechter in haar reactie op het wrakingsverzoek stelt te zullen omgaan met het onlangs door de wederpartij ingediende stuk, zijnde een verkapte conclusie. De kantonrechter heeft hiermee de schijn van partijdigheid gewekt. Het is duidelijk dat zij alleen maar oog heeft voor de belangen van de wederpartij. Verzoeker heeft ter zitting aangevoerd dat overigens ook sprake is van schijn van partijdigheid omdat de kantonrechter op een eerdere zitting een bode achter verzoeker heeft laten plaatsnemen, omdat hij agressief zou zijn.
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en zij heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij of zij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. Verzoeker meent dat hij geen stukken en geen conclusie van antwoord en eis in reconventie heeft mogen indienen. Die omstandigheden gaan over het verloop van de procedure voorafgaand aan het tussenvonnis dat is uitgesproken op 26 oktober 2021. Daarin heeft de kantonrechter immers meegedeeld hoe zij de stukken die verzoeker heeft ingediend aanmerkt en het zijn kennelijk die beslissingen van de kantonrechter waarmee verzoeker het niet eens is en die hij aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag legt. Het verzoek tot wraking is bijna een jaar later gedaan. Voor het tijdsverloop sindsdien is door verzoeker geen redelijke verklaring gegeven. Dat leidt tot de conclusie dat het wrakingsverzoek in zoverre te laat is ingediend. Aan een inhoudelijke beoordeling van deze wrakingsgrond komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.3.
De wet schrijft verder voor dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Het doel van dit voorschrift is dat onnodige vertraging wordt voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden. Verzoeker heeft in deze zaak pas voor het eerst ter zitting van de wrakingskamer gewezen op de plaatsing van een bode achter hem tijdens een eerdere zitting in de hoofdzaak. De wrakingskamer leidt uit het dossier van het vorige wrakingsverzoek, dat in het dossier van de hoofdzaak is gevoegd, af dat dit zich heeft voorgedaan tijdens een rolzitting op 23 november 2021. Verzoeker heeft deze grond in die wrakingszaak namelijk ook al naar voren gebracht. Daarover is toen echter niet geoordeeld, omdat verzoeker dat wrakingsverzoek heeft ingetrokken. Wat daar ook van zij, deze door verzoeker aangevoerde nadere grond was hem dus al bekend ruim voor de indiening van het wrakingsverzoek op 17 oktober 2022. Deze grond wordt daarom ook niet in de beoordeling betrokken.
3.4.
Naar aanleiding van de stellingen van verzoeker ter zitting over hetgeen de kantonrechter in haar reactie op het wrakingsverzoek heeft geschreven, overweegt de wrakingskamer nog het volgende. Nadat verzoeker op 9 mei 2022 een eerder ingediend wrakingsverzoek heeft ingetrokken, heeft de kantonrechter een nieuwe mondelinge behandeling bepaald. Meer heeft zij niet gedaan. Op de beslissing om die behandeling te bepalen, ziet geen wrakingsgrond. Voor zover het wrakingsverzoek ziet op het feit dat de deurwaarder op 12 oktober 2022 een akte, volgens verzoeker zijnde een verkapte conclusie, heeft genomen, kan ook dat geen grond zijn voor wraking van de kantonrechter. De kantonrechter heeft in haar reactie aangekondigd dat zij ter zitting, zijnde het moment waarop die akte genomen zou kunnen worden, zal beslissen over de bezwaren van verzoeker tegen toelating van die akte. Daarmee heeft de kantonrechter niets gedaan wat een aanwijzing oplevert voor het aannemen van (de schijn van) partijdigheid.
3.5.
Ten slotte ziet de wrakingskamer in de procedure in de hoofdzaak, zoals die tot nu toe is verlopen, geen aanknopingspunten voor de juistheid van de algemene stelling van verzoeker dat de kantonrechter alleen maar oog heeft voor de belangen van de wederpartij. Gelet op deze en de voorgaande overwegingen is voor toewijzing van het wrakingsverzoek geen plaats.
3.6.
De wrakingskamer stelt verder vast dat verzoeker al eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend in de hoofdzaak. Dat verzoek heeft hij vervolgens weer ingetrokken, maar dit heeft er wel toe geleid dat een in die zaak geplande mondelinge behandeling geen doorgang heeft kunnen vinden. Verzoeker heeft daarna, kort voorafgaand aan de opnieuw geplande mondelinge behandeling op 20 oktober 2022, dit wrakingsverzoek ingediend, waarin hij zowel de kantonrechter als de behandelend wrakingskamer heeft gewraakt. Daardoor kon ook de mondelinge behandeling van 20 oktober 2022 geen doorgang vinden. Gelet hierop en nu geen van de gedane wrakingsverzoeken is/wordt gehonoreerd, geldt dat de handelwijze van verzoeker een onredelijke vertraging van de rechtspleging tot gevolg heeft. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoeker het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. Ritsema van Eck-van Drempt, D. Biever en S.E. Postema, in tegenwoordigheid van de griffier mr. T.A.E. Scheers, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.