Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoeker;
- de wederpartij in de hoofdzaak;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
Op 7 november 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die eerder een verzoek tot wraking had ingediend tegen mr. D.E. Alink, rechter in dezelfde rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van een procedure die verzoeker had aangespannen tegen de heer [naam] en de Vereniging van Eigenaars [adres] [plaats] (hierna: de VVE). Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was en geen waarde hechtte aan belangrijke bewijsstukken die hij had ingediend. Dit was de tweede keer dat verzoeker een wrakingsverzoek indiende, nadat het eerste verzoek op 11 oktober 2022 was afgewezen.
De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die na het eerste verzoek aan hem bekend waren geworden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat verzoeker concrete omstandigheden moest aanvoeren om te bewijzen dat de rechter niet onpartijdig was. Aangezien verzoeker dezelfde gronden aanvoerde als in zijn eerste verzoek, werd hij niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien werd vastgesteld dat verzoeker het wrakingsmiddel misbruikte om de voortgang van de procedure te frustreren.
De beslissing van de wrakingskamer hield in dat de behandeling van de hoofdprocedure werd voortgezet en dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.