ECLI:NL:RBDHA:2022:12796

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
NL22.21232
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin-overdracht naar Bulgarije en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 november 2022 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser stelde dat hij door de overdracht aan Bulgarije in een situatie terecht zou komen die in strijd is met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hij voerde aan dat Bulgarije zich schuldig maakt aan pushbacks en dat hij in Bulgarije onder slechte opvangomstandigheden zou worden opgevangen.

De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er in Bulgarije sprake is van pushbacks, er geen concrete aanknopingspunten zijn dat de eiser als Dublin-terugkeerder een reëel risico loopt om door middel van pushbacks naar een derde land te worden doorgestuurd zonder dat hij een asielprocedure heeft kunnen doorlopen. De rechtbank oordeelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, en dat het aan de eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet geldt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris niet onterecht had geoordeeld dat Bulgarije de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser op zich kon nemen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week na bekendmaking hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21232

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. de Bonth).

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.21233, op 11 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G.M.A. Al-Harbia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2000 en de Syrische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 28 juni 2022 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij stelt dat hij door de overdracht aan Bulgarije in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 4 van het Handvest [3] of artikel 3 van het EVRM. [4] Volgens eiser kan in het geval van Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan, omdat Bulgarije zich op grote schaal schuldig maakt pushbacks. Ter onderbouwing verwijst eiser naar het AIDA [5] Country Report Bulgaria van 23 februari 2022 van ECRE [6] (het AIDA-rapport) en een bericht van 10 september 2021 [7] op de website van ECRE. Met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [8] van 13 april 2022 [9] stelt eiser dat pushbacks moeten worden aangemerkt als een fundamentele systeemfout. [10] Eiser verwijst naar uitspraken van verschillende zittingsplaatsen van de rechtbank waarin inmiddels is geoordeeld dat vanwege de praktijk van pushbacks niet meer op voorhand van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser is van mening dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet deelbaar is. Hij wijst hierbij op de prejudiciële vragen die door deze rechtbank, zittingsplaats ’s- Hertogenbosch, zijn gesteld bij (verwijzings)uitspraak van 15 juni 2022. [11] Daarnaast stelt eiser, onder verwijzing naar het AIDA-rapport, dat hij in Bulgarije onder slechte opvangomstandigheden zal worden opgevangen. Hij stelt daarbij dat hij geen rechtsbijstand zal krijgen. Tijdens zijn eerdere verblijf in Bulgarije heeft hij geen tolk gekregen, is hij mishandeld bij de afname van zijn vingerafdrukken en is hij in onmenselijke omstandigheden in quarantaine geplaatst. In die situatie kan niet worden verwacht dat eiser hierover klaagt bij de Bulgaarse autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet is in geschil dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers verzoek om internationale bescherming. Met de aanvaarding van het terugnameverzoek hebben de Bulgaarse autoriteiten toegezegd dat zij het asielverzoek van eiser zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Uitgangspunt is verder dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is.
5. Zoals uit de door eiser aangehaalde publicaties volgt en eerder door verschillende zittingsplaatsen van de rechtbank is vastgesteld, is er in Bulgarije sinds geruime tijd en op aanzienlijke schaal sprake van pushbacks. Deze vinden niet alleen plaats in het grensgebied, maar ook bij vreemdelingen die zich verder op het grondgebied van Bulgarije bevinden. De Afdeling heeft in de door eiser genoemde uitspraak overwogen dat pushbacks in zijn algemeenheid een fundamentele systeemfout zijn in de asielprocedure in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Dublinverordening, die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt. Anders echter dan in het geval van Kroatië, waarover de Afdeling heeft geoordeeld in die uitspraak, blijkt uit de door eiser aangehaalde publicaties niet van specifieke informatie over de situatie van Dublin-terugkeerders die te maken hebben gekregen met pushbacks in Bulgarije. In het geval van Bulgarije is dus niet gebleken van concrete aanknopingspunten dat eiser als Dublin-terugkeerder ook het reële risico loopt om door middel van een zogenoemde ‘pushback’ vanuit Bulgarije te worden doorgestuurd naar een derde land zonder dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft kunnen doen en een asielprocedure heeft kunnen doorlopen. Gelet op de bewijslastverdeling tussen partijen, is er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder hier nader onderzoek dient te doen. De rechtbank volgt hiermee niet de door eiser genoemde uitspraken van verschillende andere zittingsplaatsen.
6. Hierbij is van belang dat Bulgarije de terugname van eiser heeft geaccepteerd en dat eiser dus in het kader van de Dublinverordening gereguleerd zal worden overgedragen aan Bulgarije. Die situatie is niet vergelijkbaar met die van vreemdelingen die illegaal de buitengrens van de EU oversteken, ook niet indien deze zich niet meer in het grensgebied maar al verder op het grondgebied van Bulgarije bevinden. De enkele omstandigheid dat de overgelegde informatie aanknopingspunten bevat dat pushbacks plaatsvinden bij vreemdelingen die zich op afstand van de grens bevinden in combinatie met het feit dat Dublin-terugkeerders zich in de regel als asielzoekers vrij op het grondgebied van Bulgarije kunnen bewegen, en de stijging in het aantal personen dat slachtoffer wordt van pushbacks in het algemeen, acht de rechtbank onvoldoende voor een ander oordeel. In het verlengde hiervan ziet de rechtbank evenmin aanleiding de beantwoording van de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, af te wachten.
7. Eiser heeft verwezen naar pagina 39 e.v. van het AIDA-rapport, waar wordt opgemerkt dat voor niet kwetsbare Dublinterugkeerders de verstrekking van voedsel en accommodatie afhankelijk is van de beperkte opvangcapaciteit waardoor sommige terugkeerders zelf in deze behoeften zullen moeten voorzien. Eiser heeft verder verwezen naar pagina 61 e.v. van het rapport waar wordt opgemerkt dat er sinds 2015, in strijd met de Bulgaarse wet geen financiële tegemoetkoming meer wordt verstrekt aan asielzoekers.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet dat niet-kwetsbare Dublinterugkeerders, zoals eiser, in de praktijk in geen geval meer aanspraak maken op opvangvoorzieningen. Verder volgt uit het rapport dat eiser bij de Bulgaarse rechter kan klagen over het weigeren van voorzieningen en dat daarbij is voorzien in rechtsbijstand. [12]
8. Eiser heeft verklaard dat hij in Bulgarije geen bijstand heeft gehad van een tolk, dat hij geen rechtsbijstand heeft gekregen, dat hij bij de afname van vingerafdrukken is mishandeld en dat hij -vermoedelijk net als iedereen, in verband met corona- in quarantaine is geplaatst. Daargelaten de vraag in hoeverre deze gebeurtenissen als zodanig een schending van artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM opleveren, betekent dat niet eiser bij overdracht aan Bulgarije zal worden blootgesteld aan een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest of artikel 3 van het EVRM. Uit het AIDA-rapport volgt dat eiser, van wie de asielprocedure in Bulgarije nog niet is geëindigd, bij terugkeer eenvoudig opnieuw toegang heeft tot de asielprocedure. [13] Daarin zal hij worden gehoord met behulp van een tolk. [14] Tegen een eventuele afwijzing van het asielverzoek kan hij met rechtsbijstand beroep instellen. [15] Verweerder stelt terecht dat eiser bij de Bulgaarse autoriteiten kan klagen over zijn behandeling als asielzoeker. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit van hem niet kan worden verlangd omdat klagen niet mogelijk of volledig zinloos zou zijn. Verweerder heeft hierbij terecht overwogen dat eiser volgens zijn verklaringen geen poging heeft gedaan om in Bulgarije te klagen over zijn gestelde eerdere behandeling als asielzoeker.
9. Verweerder heeft in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van eisers asielaanvraag aan zich te trekken.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Asylum Information Database.
6.European Council on Refugees and Exiles.
7.https://ecre.org/bulgaria-pushbacks-escalate-as-government-discuss-reinforcements-at-
8.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
10.European Council on Refugees and Exiles: ‘AIDA Country Report: Bulgaria’ van 23 februari 2022 en een rapport van de European Council on Refugees and Exiles rapport van 10 september 2021.
12.AIDA rapport pagina 63.
13.AIDA rapport pagina 39.
14.AIDA rapport pagina 27.
15.AIDA rapport pagina 30 e,v,