ECLI:NL:RBDHA:2022:12769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
30 november 2022
Zaaknummer
C/09/635572 / KG RK 22-1182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 29 september 2022 een verzoek tot wraking afgewezen. Het wrakingsverzoek was ingediend door een verzoeker, wonende in Spanje, naar aanleiding van een procedurele beslissing in een bestuursrechtelijke zaak tegen het Centraal Administratiekantoor (CAK). De verzoeker stelde dat de rechter, mr. C.G. Meeder, vooringenomen was en niet de juiste omstandigheden had gecreëerd voor zijn deelname aan de zitting. De verzoeker had aangegeven dat hij niet fysiek aanwezig kon zijn bij de zitting op 28 september 2022, en dat hij geen financiële middelen had om te reizen. Hij verzocht de rechtbank om de zitting te schorsen en om een andere rechter aan te wijzen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er bijzondere omstandigheden zijn die de objectieve onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet verplicht is om financiële middelen te verschaffen aan een procespartij om deze in staat te stellen fysiek aanwezig te zijn. De beslissing om de zitting op 28 september 2022 te houden en de verzoeker de mogelijkheid te bieden om via videoverbinding of telefonisch deel te nemen, werd als een procedurele beslissing beschouwd. De wrakingskamer stelde vast dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond was, omdat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/64
zaak- /rekestnummer: C/09/635572 / KG RK 22-1182
Beslissing van 29 september 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , [streek] , Spanje,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.G. Meeder,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 8 september 2022, ingekomen ter griffie van team bestuursrecht op 13 september 2022 en ter griffie van de wrakingskamer op 22 september 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer SGR21/1642ZVW tussen verzoeker en het Centraal Administratiekantoor (CAK), hierna: de hoofdzaak.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
In de hoofdzaak was een mondelinge behandeling gepland op 28 september 2022. Deze mondelinge behandeling is in verband met het wrakingsverzoek niet doorgegaan.
3.3.
Uit het dossier in de hoofdzaak blijkt het volgende:
  • Op 4 juli 2022 is een vooraankondiging aan verzoeker verzonden met betrekking tot een te houden mondelinge behandeling op 28 september 2022.
  • In reactie op de vooraankondiging heeft verzoeker bij brief van 19 juli 2022 (ontvangen op de griffie van team bestuursrecht op 27 juli 2022) bericht dat die datum voor hem akkoord is, indien er vooraf een financiële regeling wordt getroffen waardoor verzoeker kan reizen, omdat hij anders geen financiële middelen heeft om de reis te bekostigen. Daarnaast schrijft verzoeker dat het telefoonnummer van de rechtbank dat aan hem is verstrekt vanuit het buitenland niet bereikt kan worden.
  • Bij brief van 2 augustus 2022 is aan verzoeker bericht dat meerdere malen tevergeefs is geprobeerd hem telefonisch te bereiken op het door hem opgegeven telefoonnummer en dat vanwege de omstandigheid dat verzoeker niet fysiek bij de zitting kan zijn de zaak door middel van een videoverbinding zal worden behandeld of dat verzoeker telefonisch aan de zitting kan deelnemen.
  • Op 19 augustus 2022 is de definitieve oproep voor de zitting op 28 september 2022 verzonden en is verzoeker gevraagd door te geven of hij via een videoverbinding of telefonisch aan de zitting wil deelnemen en daartoe de benodigde informatie te verstrekken (e-mailadres / telefoonnummer).
  • Bij brief van 25 augustus 2022 (ontvangen op de griffie van team bestuursrecht op 2 september 2022) reageert verzoeker op de hiervoor genoemde brief van 2 augustus 2022. Hij herhaalt in deze brief dat het telefoonnummer van de rechtbank vanuit het buitenland niet bereikbaar is. Verder schrijft verzoeker dat hij niet beschikt over een e-mailadres, internet, computer of smartphone en dat het door hem opgegeven telefoonnummer gewoon te bereiken is. Verzoeker benadrukt dat hij wil dat de zaak fysiek wordt behandeld en dat zijn onmacht om fysiek aanwezig te zijn veroorzaakt wordt doordat hij als gevolg van het geschil met het CAK al twee jaar verstoken is van inkomen. Hij laat weten dat hij graag bij de zitting aanwezig is, als hem een cheque wordt toegestuurd met een deel van het bedrag waarop hij recht heeft, om in de kosten van reis en verblijf te voorzien. Verzoeker concludeert dat de rechtbank niet de juiste is om zijn zaak op 28 september 2022 te behandelen en tot een goed einde te brengen. Hij verzoekt de zittingsdatum van 28 september 2022 te schorsen, omdat hij geen vertrouwen heeft in de door de rechtbank gedane beweringen en wil dat er een ander mee belast gaat worden.
3.4.
De brief van 8 september 2022 met het wrakingsverzoek heeft verzoeker geschreven naar aanleiding van de definitieve oproep van 19 augustus 2022. Verzoeker legt aan het wrakingsverzoek ten grondslag dat de rechter te licht oordeelt over door hem in een eerdere brief aangevoerde punten en dat de rechter van mening is dat hij het wel zonder verzoeker af kan. Het ontbreekt de rechter volgens verzoeker aan enig inlevingsvermogen om de zaak objectief te kunnen inschatten. De rechter geeft verzoeker niet de mogelijkheden die aan de wederpartij wel geboden worden.
3.5.
Uit het wrakingsverzoek en de eerdere brieven van verzoeker blijkt dat verzoeker de rechter vooringenomen vindt omdat deze verzoeker niet in staat stelt fysiek bij de zitting aanwezig te laten zijn. De wrakingskamer stelt voorop dat het niet aan de rechtbank of een individuele rechter is om een procespartij van financiële middelen te voorzien zodat deze fysiek bij een zitting aanwezig kan zijn. Uit de omstandigheid dat de rechter dat niet heeft gedaan, kan op geen enkele wijze enige vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid. De beslissing om de zitting op 28 september 2022 te houden en verzoeker in de gelegenheid te stellen bij die zitting desgewenst via een videoverbinding of telefonisch aanwezig te laten zijn is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dit kan anders zijn, als de motivering van de tussenbeslissing zodanig gebrekkig is dat deze grond vormt voor wraking. Ook hierbij is uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet aan de orde. Dit betekent dat het wrakingsverzoek (kennelijk) ongegrond is.
3.6.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.