ECLI:NL:RBDHA:2022:12767

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/09/637191 / FA RK 22-7191
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klacht inzake verplichte toediening van medicatie in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 2 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. E.A.E.G.J. Libosan, een klacht indiende tegen de verplichte toediening van medicatie. Deze klacht was eerder door de klachtencommissie Fivoor op 13 oktober 2022 ongegrond verklaard. Verzoeker, die lijdt aan schizofrenie en een stoornis in middelengebruik, ontving verplichte zorg op basis van een zorgmachtiging die door de rechtbank was verleend op 29 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker zorgmijdend is en afspraken niet goed nakomt, wat leidt tot het risico op een psychotisch toestandsbeeld. De rechtbank oordeelde dat de verplichte toediening van medicatie evenredig is ter afwending van de in de zorgmachtiging beschreven doelen. Ondanks de negatieve bijwerkingen van de medicatie, is de rechtbank van mening dat de verplichte zorg noodzakelijk is en dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. De klacht van verzoeker is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in acht genomen. De beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Zaak-/rekestnummer: C/09/637191 / FA RK 22-7191
Datum beschikking: 2 november 2022
Beslissing over klacht ex artikel 10:7 lid 1 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)

Beschikking op het op 26 oktober 2022 ingediende verzoekschrift van:

[de man]

hierna te noemen: verzoeker,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te 's-Gravenhage,
ter verkrijging van een beslissing over een klacht door verzoeker ingediend bij de klachtencommissie Fivoor (hierna: de klachtencommissie) op 3 september 2022.
Als belanghebbende wordt aangemerkt de zorgaanbieder Fivoor.

Feiten en procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift met bijlagen.
Aan verzoeker wordt door zorgaanbieder Fivoor verplichte zorg verleend krachtens een door deze rechtbank verleende zorgmachtiging van 29 december 2021, geldend uiterlijk tot en met 29 december 2022.
Verzoeker heeft bij brief van 3 september 2022 bij de klachtencommissie een klacht ingediend tegen de verplichte toediening van medicatie.
De klachtencommissie heeft op 13 oktober 2022 de klacht ongegrond verklaard. Deze beslissing heeft de klachtencommissie op dezelfde dag aan betrokkene per e-mail meegedeeld en op schrift aan hem toegezonden.
Verzoeker heeft bij verzoekschrift op 26 oktober 2022 de rechtbank verzocht de door hem ingediende klacht tegen de verplichte toediening van medicatie alsnog gegrond te verklaren, alsmede de beslissing waartegen de klacht is gericht op grond van artikel 10:9, eerste lid, Wvggz, te schorsen.
Op 2 november 2022 is het verzoekschrift ter zitting van deze rechtbank behandeld. Daarbij zijn gehoord:
- verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat;
- de maatschappelijk werker, tevens [casemanager 1]
- de verpleegkundige, tevens [casemanager 2]
Omdat het eerstvolgende depot staat gepland op 4 november 2022 is niet afzonderlijk beslist op het verzoek tot schorsing van het verplicht toedienen van de medicatie.

Verzoek en verweer

Verzoeker heeft bezwaren tegen de gedwongen zorg in de vorm van antipsychoticum zoals deze is aangezegd door [psychiater] . Verzoeker lijdt onder de medicatie en ervaart last en hinder van de bijwerkingen. Bovendien bestrijdt verzoeker nog last te hebben van schizofrenie. De medicatie is dan ook niet nodig.
Ter zitting heeft de advocaat van verzoeker naar voren gebracht dat het verzoekschrift weliswaar is ondertekend door verzoeker, maar is opgesteld door diens huisgenoot, die van mening is dat verzoeker niet lijdt aan een stoornis en hem probeert te onthouden van de medicatie. Verzoeker zelf lijkt in mindere mate moeite te hebben met de medicatie. Wel zou hij graag medicatie in tabletvorm of een verlaging van de dosering willen krijgen, omdat hij door het toedienen van het depot last krijgt van zijn been. De advocaat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verzoeker heeft ter zitting de rechtbank toegezegd de afspraken met zijn behandelaren in het vervolg goed te zullen nakomen en niet meer te zullen luisteren naar zijn huisgenoot als die hem zegt dat hij dat niet hoeft te doen.
De maatschappelijk werker heeft ter zitting namens de [psychiater] , het woord gevoerd. Hoewel gesprekken zijn gevoerd met verzoeker over orale medicatie en een verlaging van de depot, komt hij de afspraken nog onvoldoende na om wijzigingen in de medicatie aan te brengen. Het depot moet nu elke twee weken worden toegediend. Het gebeurt echter met regelmaat dat verzoeker te laat of helemaal niet langs komt voor het depot. De huisgenoot van verzoeker lijkt hier invloed op te hebben. Zodra de afspraken beter worden nagekomen zijn de behandelaren bereid opnieuw met verzoeker te kijken naar de medicatie.

Beoordeling

De rechtbank stelt allereerst vast dat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, aangezien het verzoekschrift binnen de in artikel 10:7, tweede lid, Wvggz gestelde termijn bij de rechtbank is ingediend.
Bij beschikking van 29 december 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat bij verzoeker sprake is psychische stoornissen, te weten schizofrenie en een stoornis in middelengebruik, waar ernstig nadeel uit voortvloeit. Voor het afwenden van dat ernstig nadeel is onder andere de mogelijkheid tot het toedienen van medicatie als vorm van verplichte zorg opgenomen in de verleende zorgmachtiging. Tegen deze beschikking is geen cassatie ingesteld.
Op grond van de artikelen 3:1 en 3:3 Wvggz kan, indien het gedrag van verzoeker als gevolg van zijn psychische stoornissen leidt tot ernstig nadeel, als uiterste middel de in een zorgmachtiging opgenomen verplichte zorg worden verleend als er geen mogelijkheden voor zorg op basis van vrijwilligheid zijn en er voor verzoeker geen minder bezwarende alternatieven met het beoogde effect zijn. Daarnaast dient het verlenen van verplichte zorg, gelet op het beoogde doel van verplichte zorg, evenredig te zijn en dient redelijkerwijs te verwachten te zijn dat het verlenen van verplichte zorg effectief is. De zorgaanbieder is daarbij op grond van artikel 8:7 Wvggz verplicht deze zorg te verlenen als de noodzaak daartoe bestaat.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, blijkt dat verzoeker zorgmijdend is en afspraken niet goed nakomt, waardoor het depot niet altijd tijdig wordt toegediend. Als gevolg hiervan loopt verzoeker het risico opnieuw te decompenseren in een psychotisch toestandsbeeld, waarbij vanuit het verleden bekend is dat deze decompensaties gepaard gaan met verbale en fysieke agressie richting anderen. Ook bestaat het risico op victimisatie.
Hoewel de rechtbank zich aansluit bij het oordeel van de klachtencommissie dat verzoeker op dit moment min of meer bereid is de medicatie te accepteren, blijken er geen mogelijkheden meer voor het toedienen van de medicatie op basis van vrijwilligheid gelet op de toenemende ambivalentie die verzoeker – al dan niet onder invloed van de huisgenoot – toont ten aanzien van de noodzaak tot het accepteren van het depot.
Vast is komen te staan dat het verlenen van verplichte zorg in de vorm van het toedienen van medicatie evenredig is ter afwending van de in de zorgmachtiging beschreven doelen. Hoewel duidelijk is dat verzoeker negatieve bijwerkingen ervaart van de medicatie in zijn huidige vorm, staat de verplichte toediening van de medicatie voldoende in verhouding tot de in de zorgmachtiging beschreven doelen.
Niet is gebleken dat er minder bezwarende alternatieven beschikbaar zijn. Hoewel de psychiater blijkens de maatschappelijk werker bereid is in gesprek te gaan met verzoeker over zijn wens om de dosis van het depot te verlagen, is hiervoor eerst noodzakelijk dat verzoeker de afspraken trouw nakomt.
Ten slotte is de verplichte zorg naar verwachting effectief. Risperdal Consta is een bekend middel bij de behandeling van psychotische stoornissen. Ook bij betrokkene is sprake van een verbetering en stabilisering van het toestandsbeeld sinds hij de antipsychotica krijgt toegediend.
Gelet op het voorgaande, is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de hiervoor genoemde voorwaarden voor de verplichte toediening van de medicatie, waarbij de rechtbank tevens van oordeel is dat de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid in acht zijn genomen.
De klacht van verzoeker zal dan ook ongegrond worden verklaard.

Beslissing:

De rechtbank:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, rechter, bijgestaan door K.S. Versteegen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 november 2022.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.