ECLI:NL:RBDHA:2022:12743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
Nl22.6209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing visumaanvraag en hoorplicht in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Libanese vrouw, en de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf om haar zoon te bezoeken, maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder eiseres ten onrechte niet had gehoord in de bezwaarfase en dat de afwijzing onvoldoende gemotiveerd was. Eiseres had een sterke binding met Libanon en had voldoende middelen om haar reis en verblijf te bekostigen. De rechtbank concludeerde dat er geen redelijke twijfel bestond over het voornemen van eiseres om Nederland vóór het verstrijken van het visum te verlaten. Daarom werd het bestreden besluit vernietigd en werd verweerder opgedragen het gevraagde visum te verlenen. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.6209
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Libanese nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. B. Wegelin),
en

de Minister van Buitenlandse Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

Procesverloop

Met het besluit van 3 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een visum voor kort verblijf afgewezen.
Met het besluit van 16 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2022. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Op de zitting zijn de heer [naam] en zijn partner ook verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft de Libanese nationaliteit. Eiseres heeft een visum kort verblijf aangevraagd om [naam] (referent), haar zoon, te bezoeken.
2. Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit, gehandhaafd in het bestreden besluit, afgewezen omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Ook heeft eiseres niet aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken. Daarnaast bestaat redelijke twijfel over het voornemen Nederland vóór het verstrijken van het visum te verlaten. Eiseres heeft een geringe sociale en economische binding met Libanon, aldus verweerder.
3. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert – kort samengevat – het volgende aan. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij een voldoende sterke sociale en economische binding heeft met Libanon. Eiseres heeft in 2018 en 2020 al een visum gehad. In 2018 heeft zij gebruikgemaakt van haar visum en is toen tijdig teruggekeerd naar Libanon. Bij uitgave van deze visa is er wel economische en sociale binding met Libanon aangenomen. Eiseres heeft alle reden om terug te keren naar Libanon nu zij haar echtgenoot achterlaat en voor haar kinderen en haar moeder zorgt in Libanon. Daarnaast kan eiseres beschikken over voldoende middelen om haar reis en verblijf te betalen. Tot slot voert eiseres aan dat zij ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarfase.
De hoorplicht
4. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat er in bezwaar gehoord wordt, tenzij één van de uitzonderingsgronden van artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zoals een kennelijk ongegrond bezwaar, zich voordoet. Er is sprake van een kennelijk ongegrond bezwaar wanneer er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit.
5. Verweerder heeft op de zitting erkend dat ten onrechte niet is gehoord in deze zaak. De rechtbank stelt dan ook vast dat verweerder niet heeft kunnen afzien van het horen in bezwaar. Het bestreden besluit is daarom op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank beziet hierna of er aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, in stand te laten.
Redelijke twijfel over tijdige terugkeer/vestigingsgevaar
6. Bij een aanvraag om een visum voor kort verblijf beoordeelt verweerder of eiseres een risico vertegenwoordigt van illegale immigratie. Bij deze beoordeling spelen omstandigheden, zoals het reisdoel, de middelen en de sociale- en economische binding met het land van herkomst een grote rol. De rechtbank overweegt dat ook andere omstandigheden een rol kunnen spelen bij deze risico inschatting, zoals de omstandigheid dat aan eiseres eerder tweemaal een visum voor kort verblijf is verleend en zij zich aan de visumvoorwaarden heeft gehouden. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft betrokken dat eiseres eerder twee keer een visum heeft gekregen en dat zij tijdig is teruggekeerd. Het bestreden besluit is dan ook onvoldoende gemotiveerd door verweerder.
Sociale en economische binding
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres een sterke binding met Libanon. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de echtgenoot van eiseres, haar andere meerderjarige kinderen en haar moeder, waar zij voor zorgt, zich in Libanon bevinden. Verweerder heeft onvoldoende oog gehad voor de omstandigheid dat de echtgenoot van eiseres achterblijft. Haar sociale binding is dan ook zeer sterk. Daarnaast is het enkele feit dat eiseres de daadwerkelijke inkomsten van haar fotostudio niet goed heeft onderbouwd met de overgelegde bankafschriften, onvoldoende voor het standpunt van verweerder dat niet is gebleken van voldoende economische binding met Libanon. Eiseres heeft namelijk voldoende informatie overgelegd waaruit volgt dat zij samen met haar echtgenoot een fotostudio runt. Hierbij acht de rechtbank van belang dat het bestaan van de fotostudio maakte dat de economische binding bij twee eerdere visumaanvragen van eiseres voldoende is bevonden. Verweerder heeft bij die twee aanvragen aangenomen dat eiseres een bedrijf runt en daar inkomsten uit genereert. Eiseres heeft in onderhavige aanvraag bewijs, namelijk een verklaring van de burgemeester, overgelegd dat zij het bedrijf nog steeds runt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat de situatie in onderhavige aanvraag is veranderd ten opzichte van de situatie in de vorige visumaanvragen.
Middelen van bestaan
8. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom eiseres de reis- en verblijfskosten niet kan betalen. Eiseres heeft een bankafschrift van een rekening op haar naam overgelegd waar voldoende geld op staat om de reis- en verblijfskosten te betalen. Zij heeft dan ook voldoende onderbouwd over voldoende middelen te beschikken. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het geld niet vrij beschikbaar is vanwege de financiële restricties in Libanon, is het aan verweerder om te onderbouwen dat de restricties dusdanig ernstig zijn dat zij niet genoeg geld kan opnemen om haar reis-en verblijfskosten te betalen. Dit heeft verweerder nagelaten.
9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten van de Europese Unie te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten.
Conclusie
10. Gelet op bovenstaande overweegt de rechtbank dat redelijkerwijs geen andere uitkomst mogelijk is dan dat aan eiseres het gevraagde visum wordt verleend. Met het oog op finale geschillenbeslechting zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren, het primaire besluit te herroepen en verweerder op te dragen het gevraagde visum voor kort verblijf aan eiseres te verlenen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een visum verstrekt in een in overleg met eiseres te bepalen periode;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit; en,
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Kroeze, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.