ECLI:NL:RBDHA:2022:12736

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
C/09/637654 / KG ZA 22-973
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over merken- en auteursrechten van Russische wodka in afwachting van cassatieberoep

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, vordert de Russische staatsonderneming FKP Sojuzplodoimport (hierna: FKP) schorsing van de executie van merken- en auteursrechten met betrekking tot Russische wodka. De vordering is ingediend in het kader van een eerder executiegeschil waarbij HVY, bestaande uit drie voormalige aandeelhouders van Yukos Oil Company, beslag heeft gelegd op deze rechten. De voorzieningenrechter heeft op 28 november 2022 geoordeeld dat de vordering van FKP moet worden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat HVY een executeerbare titel heeft en dat de rechten zich in het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie bevinden. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van HVY bij de executie zwaarder laten wegen dan de belangen van FKP. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de veilingvoorwaarden niet onzorgvuldig zijn en dat de geopolitieke situatie in Oekraïne geen reden vormt om de executie uit te stellen. FKP heeft geen nieuwe omstandigheden aangevoerd die een herbeoordeling rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft FKP veroordeeld in de proceskosten van dit geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/637654 / KG ZA 22-973
Vonnis in kort geding van 28 november 2022
in de zaak van
RUSSISCHE STAATSONDERNEMING FKP SOJUZPLODOIMPORTte Moskou, Russische Federatie,
eiseres,
advocaten: mr. J.P.P. Latour en mr. M.M.N.C. Schellekens te Amsterdam,
tegen:

1.HULLEY ENTERPRISES LIMITED te Nicosia, Cyprus,

2. VETERAN PETROLEUM LIMITEDte Nicosia, Cyprus,
3. YUKOS UNIVERAL LIMITEDte Douglas, Isle of Man,
gedaagden,
advocaten: mr. T.L. Claassens, mr. M. Boevink en mr. E. Slabbers te Rotterdam,
4.
[de Deurwaarder],
advocaten: mr. F.E. Vermeulen en mr. B.W. Wijnstekers te Amsterdam.
5.
RUSSISCHE FEDERATIEte Moskou, Russische Federatie,
niet verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘FKP’, ‘Hulley’, ‘VPL’, ‘YUL’, ‘de Deurwaarder’ en ‘Russische Federatie’. Gedaagden sub 1 tot en met 3 worden hierna gezamenlijk aangeduid als ‘HVY’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 november 2022, met producties en aanvullende productie;
- de conclusie van antwoord van HVY, met producties;
- de conclusie van antwoord van de Deurwaarder, met producties en het proceskostenoverzicht;
- de pleitnotities van FKP, HVY (met uitzondering van de niet-voorgedragen randnummers 45 tot en met 50) en de Deurwaarder.
1.2.
De mondelinge behandeling is gehouden op 21 november 2022.
1.3.
Na uitroeping van de zaak heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat de op de voet van artikel 438 lid 6 Rv gedagvaarde Russische Federatie, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
1.4.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft FKP bezwaar gemaakt tegen de aanvullende producties van HVY en tegen het proceskostenoverzicht van de Deurwaarder, gelet op het late tijdstip van indiening van deze stukken. Met betrekking tot de (zeven) aanvullende producties van HVY heeft FKP bovendien gesteld dat het geen nieuwe stukken betrof en die stukken dus eerder in het geding hadden moeten worden gebracht en dat ook niet inhoudelijk was toegelicht waarom deze werden overgelegd, zodat zij door de late overlegging in haar verdediging is geschaad. Hierop heeft HVY verklaard dat zij in haar pleidooi enkel kort naar deze stukken wilde verwijzen; zij heeft niet toegelicht waarom het noodzakelijk was deze stukken in zo’n laat stadium te overleggen. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter beslist dat de aanvullende producties van HVY worden geweigerd, aangezien deze in strijd met het geldende procesreglement minder dan 24 uur (gerekend in werkdagen) voor de mondelinge behandeling zijn ingediend en niet aannemelijk is geworden dat dat niet eerder had gekund. Met betrekking tot het proceskostenoverzicht van de Deurwaarder heeft de voorzieningenrechter beslist dat dat stuk wordt toegelaten, aangezien het vooraf was aangekondigd, het een eenvoudig stuk betreft en omdat het van belang is bij een debat over de door de Deurwaarder gevorderde proceskosten.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft FKP haar vordering verminderd met de door haar op de voet van artikel 1019h Rv gevorderde proceskosten. In plaats daarvan vordert zij alleen nog een proceskostenveroordeling op basis van de liquidatietarieven.
1.6.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
HVY zijn drie voormalige aandeelhouders van de Russische onderneming OJSC Yukos Oil Company (hierna: Yukos Oil Company), welke onderneming in 2006 is gefailleerd. HVY hebben vervolgens in een arbitrageprocedure langdurig tegen de Russische Federatie geprocedeerd over een schadevergoeding.
2.2.
FKP is een Russische staatsonderneming die zich onder meer bezig houdt met de exploitatie van verschillende (Benelux)merken met betrekking tot Russische wodka. Tussen 2006 en 2020 hebben FKP en Spirits in Nederland meerdere procedures gevoerd over de vraag wie van hen rechthebbende op deze (en andere) merken is. In die procedures heeft FKP zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de Russische Federatie de merkrechten in 2002 had ondergebracht bij FKP en dat FKP bevoegd was op eigen naam procedures te starten om deze merken op te eisen.
2.3.
FKP en de Russische Federatie hebben op 15 mei 2015 een overeenkomst gesloten waarin staat vermeld dat de rechten op (onder meer) de merken voor zover nodig zijn overgedragen aan FKP. De rechtsverhouding tussen de Russische Federatie en FKP wordt verder bepaald door de statuten van FKP, laatstelijk gewijzigd in 2019 (hierna: de 2019-statuten).
2.4.
In het merkenregister staat FKP geregistreerd als rechthebbende van de merken.
2.5.
Op 7 mei 2020 hebben HVY A) ten laste van de Russische Federatie en B) ten laste van en onder FKP executoriaal beslag gelegd op (een aantal van) de (Benelux)merken (hierna: de Merken) en daarmee verband houdende (Nederlandse) auteursrechten.
2.6.
Het proces-verbaal van beslaglegging bevat onder meer de volgende aanzegging:

dat executanten zich op het standpunt stellen dat de hierbij in beslag genomen rechten toekomen aan de Russische Federatie (…) en dat FKP Sojuzplodoimport – voor zover zij houder is van die rechten – enkel de beheerder is van zulk staatseigendom ten behoeve van de Russische Federatie. Niettegenstaande dit standpunt is (...), opdat wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen ter bescherming van de eventuele rechten van “derden” dit beslag tevens aangezegd/betekend) aan FKP Sojuzplodoimport;”.
2.7.
Het executoriale beslag strekt tot tenuitvoerlegging van drie arbitrale beslissingen van het Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag van 18 juli 2014, waarbij de Russische Federatie is veroordeeld zeer aanzienlijke bedragen aan HVY te betalen (hierna: de arbitrale beslissingen). De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft op 28 april 2020 verlof tot tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen gegeven, dat op 4 mei 2020 aan de Russische Federatie is betekend, met het verzoek aan de arbitrale beslissingen te voldoen.
2.8.
De Russische Federatie heeft HVY op 10 november 2014 gedagvaard voor deze rechtbank en de vernietiging van de arbitrale beslissingen gevorderd. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen. HVY zijn van dit vonnis in beroep gegaan. Het gerechtshof Den Haag heeft bij eindarrest van 18 februari 2020 het vonnis van de rechtbank vernietigd en de vorderingen van de Russische Federatie afgewezen. De Russische Federatie heeft cassatieberoep ingesteld tegen dit arrest en het tussenarrest van 25 september 2018. Bij arrest van 5 november 2021 heeft de Hoge Raad één middelonderdeel gegrond bevonden en de arresten op dat punt vernietigd en de zaak voor verdere behandeling van dat ene punt verwezen naar het hof Amsterdam. Daarmee werd de beslissing van het hof in de vernietigingsprocedure voor het overige definitief.
2.9.
Bij beschikking van 4 december 2020 heeft de Hoge Raad het verzoek van de Russische Federatie tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen afgewezen. In deze beschikking heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:

Uit het voorgaande volgt dat, ook als al hetgeen daartoe verder in het verzoek tot schorsing is aangevoerd in aanmerking wordt genomen, de kans dat de in het schorsingsverzoek genoemde klachten leiden tot vernietiging van (een van) de arresten van het hof – en vervolgens tot vernietiging van de Yukos Awards[voorzieningenrechter: de arbitrale vonnissen]
– naar het voorlopige oordeel van de Hoge Raad niet zodanig is dat de tenuitvoerlegging van de Yukos Awards moet worden geschorst.
(...)
De Hoge Raad is voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de tenuitvoerlegging van de Yukos Awards enig restitutierisico met zich brengt. Hier staat echter tegenover dat ook voldoende aannemelijk is gemaakt dat de inning van hetgeen waartoe de Russische Federatie in de Yukos Awards is veroordeeld, niet eenvoudig is en dat niet valt te verwachten dat HVY gedurende de resterende looptijd van deze procedure het volledige bedrag van inmiddels (meer dan) 57 miljard USD of een aanzienlijk deel daarvan zal kunnen innen. Verder is van belang dat voorshands voldoende aannemelijk is dat HVY op grond van de uitspraak van het EHRM van 31 juli 2014 recht hebben op betaling door de Russische Federatie van een aanzienlijk deel van het in die uitspraak toegewezen bedrag van € 1.866.104.634,--, vermeerderd met rente. Een en ander in aanmerking nemend, leidt een afweging van belangen niet tot een andere dan de hierna ten aanzien van het schorsingsverzoek van de Russische Federatie te bereiken slotsom.
(...)
Gelet op het voorgaande, zal de Hoge Raad het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging afwijzen.
2.10.
Op 24 juli 2020 heeft FKP bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een executiegeschil aanhangig gemaakt tegen HVY en de Russische Federatie en opheffing van de beslagen gevorderd. Bij vonnis in kort geding van 27 oktober 2020 (hierna: het Vonnis) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de beslagen opgeheven. In dit Vonnis heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de Merken deel uitmaakten van het (afgescheiden) vermogen van FKP waarop vorderingen op de Russische Federatie niet kunnen worden verhaald. Tegen dit vonnis hebben HVY hoger beroep ingesteld bij het hof Den Haag (hierna: het hof).
2.11.
Bij arrest van 28 juni 2022 (hierna: het Arrest) heeft het hof het Vonnis vernietigd en de beslagen opgeheven voor zover deze ten laste van FKP zijn gelegd alsmede voor een deel van de auteursrechten. In dit arrest heeft het hof overwogen dat de Merken en (een deel van) de auteursrechten (hierna: de Merken en de auteursrechten) zich bevinden in het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie. Hiertoe heeft het hof – voor zover hier van belang – het volgende overwogen:

5.16 Deze laatstgenoemde bevoegdheden van de Russische Federatie staan er naar het oordeel van het hof aan in de weg om de rechtspositie van FKP in haar verhouding tot de Russische Federatie naar Nederlands (goederen)recht met die van (volledig) rechthebbende op de merken- en auteursrechten gelijk te stellen. Het gaat om vergaande beperkingen van de beschikkingsbevoegdheid van FKP met derdenwerking. In het geval de Russische Federatie gebruik maakt van haar rechten ten aanzien van het ‘property complex’ verliest FKP haar bevoegdheid om de merken- en auteursrechten te exploiteren. Naar Nederlands goederenrecht is een overdracht waarbij de vervreemder zich dergelijke goederenrechtelijke bevoegdheden voorbehoudt, niet mogelijk. Een daartoe strekkende overeenkomst kan geen geldige overdrachtstitel zijn. Dit betekent dat de 2015-overeenkomst naar Nederlands (goederen)recht geen rechtsovergang tot gevolg heeft gehad en FKP op grond van die overeenkomst geen rechthebbende is geworden. Dat FKP geen (volledige) rechthebbende in goederenrechtelijke zin is/was geldt ook voor de situatie voor de 2015-overeenkomst (van operationeel beheer) daar in die situatie dezelfde beperkingen golden. Beoordeeld naar Nederlands goederen- en beslagrecht moet het er daarom in dit kort geding voor worden gehouden dat de rechten zich in het voor verhaal van de onderhavige vorderingen vatbare vermogen van de Russische Federatie bevinden en FKP deze rechten niet in hoedanigheid van (volledig) rechthebbende exploiteert.
2.12.
Met betrekking tot de gevorderde schorsing van executie heeft het hof het volgende overwogen:

5.35 Omdat de primaire vordering tot opheffing van het ten laste van en onder FKP gelegde beslag toewijsbaar is, behoeft haar subsidiaire vordering tot schorsing van de executie in zoverre geen beoordeling. Dit ligt anders voor de vordering tot opheffing van het ten laste van de Russische Federatie op de rechten gelegde beslag. Het hof overweegt daarover als volgt.
5.36
Het hof dient voor de beoordeling van deze vordering de belangen bij toe- en afwijzing van de vordering tot schorsing van de executie van het beslag af te wegen. Weliswaar is, zoals ook de Hoge Raad in zijn beschikking van 4 december 2020 heeft overwogen, voorshands voldoende aannemelijk dat tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen een restitutierisico met zich brengt. Daartegenover staat echter dat niet valt te verwachten dat HVY gedurende de looptijd van de vernietigingsprocedure een aanzienlijk deel van de in de arbitrale beslissingen toegewezen bedragen (op een andere wijze) zullen kunnen innen. Verder zal een (onherroepelijk) eindarrest in de vernietigingsprocedure nog enige tijd op zich kunnen laten wachten. Voor zover FKP zich in het kader van de belangenafweging nog beroept op de (...) stelling dat zij rechthebbende is ten aanzien van de beslagen rechten en sprake is van immuniteit van executie, zijn deze stellingen hiervoor al verworpen. Ook de omstandigheid dat de positie van FKP als exploitant van de beslagen merken- en auteursrechten van de Russische Federatie wordt geschaad indien deze executoriaal worden verkocht, weegt al met al niet zwaarder dan de belangen [van] HVY bij tenuitvoerlegging.
(...)
5.4
Voor het geval het vonnis niet (geheel) wordt bekrachtigd, heeft FKP verzocht het arrest niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Zij verwijst hiertoe echter naar argumenten die hiervoor al in verband met het schorsingsverzoek zijn verworpen. Het hof wijst dit verzoek daarom af.
2.13.
Tegen het Arrest hebben FKP en de Russische Federatie cassatieberoep ingesteld. HVY hebben een verweerschrift tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingediend.
2.14.
Op 4 oktober 2022 heeft de Deurwaarder in opdracht van HVY de aanzegging van de executieveiling van de Merken en de auteursrechten, met daarbij de te hanteren veilingvoorwaarden, betekend aan de Russische Federatie. De veiling staat gepland op 6 december 2022 om 14.00 uur te Den Haag.
2.15.
In november 2022 heeft D.V.C.I. in opdracht van FKP met betrekking tot de merken een waarderingsonderzoek uitgevoerd.
2.16.
Bij brief van 19 oktober 2022 heeft de advocaat van FKP via de advocaat van HVY HVY en de Deurwaarder gesommeerd om de executie te staken. In deze brief schrijft de advocaat van FKP onder meer het volgende:

De deurwaarder zal, indien deze veiling onder deze voorwaarden doorgang vindt, onverkort aansprakelijk worden gehouden voor alle schade die cliënte daardoor evident zal leiden. De deurwaarder zal derhalve een op veel punten gelijkluidende brief als de onderhavige ontvangen, tenzij u mij per ommegaande bevestigt dat deze brief aan de deurwaarder integraal wordt doorgezet.
Heeft u de verkopende deurwaarder daarvoor gevrijwaard en/ of is er voldoende dekking onder de relevante aansprakelijkheidsverzekeringen? De schade zal voorzienbaar zeer aanzienlijk zijn.
2.17.
Bij brief van 25 oktober 2022 heeft (de advocaat van) HVY aan FKP meegedeeld dat HVY geen aanleiding zagen om de veiling van 6 december 2022 geen doorgang te laten vinden. Hierbij heeft de advocaat de eigen verhinderdagen en die van de Deurwaarder verschaft.

3.Het geschil

3.1.
Na vermindering van eis vordert FKP:
I. HVY en de Deurwaarder hoofdelijk met onmiddellijke ingang te verbieden om tot openbare dan wel onderhandse verkoop van de in het lichaam van deze dagvaarding bedoelde merken- en auteursrechten over te (doen) gaan zolang de geopolitieke situatie in Oekraïne naar verwachting ongewijzigd van negatieve invloed is op de mogelijk te genereren opbrengst uit hoofde van zo een verkoop, althans een door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen tijdstip, en te bepalen dat HVY en de Deurwaarder hoofdelijk door het (doen) verrichten van enige handeling of het treffen van enige maatregel in strijd met dit verbod aan FKP een dwangsom verbeuren van EUR 1.000.000,-- te vermeerderen met EUR 500.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat HVY en de Deurwaarder, of een of meer van hen, in gebreke blijven om aan dit verbod te voldoen;
II. HVY en de Deurwaarder hoofdelijk met onmiddellijke ingang, te verbieden om tot openbare dan wel onderhandse verkoop van de in het lichaam van deze dagvaarding bedoelde merken- en auteursrechten over te (doen) gaan totdat er een onherroepelijk beslissing is van de Hoge Raad in de thans aanhangige cassatieprocedure, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen tijdstip, en te bepalen dat HVY en de Deurwaarder hoofdelijk door het (doen) verrichten van enige handeling of het treffen van enige maatregel in strijd met dit verbod aan eiseres een dwangsom verbeuren van EUR 1.000.000,-- te vermeerderen met EUR 500.000,-- voor iedere dag of dagdeel dat HVY en de Deurwaarder, of een of meer van hen, in gebreke blijven om aan dit verbod te voldoen;
III. de in het lichaam van deze dagvaarding bedoelde merken- en auteursrechten onder bewind te stellen en voor de onderbewindstelling de [Gerechtsdeurwaarder], gerechtsdeurwaarder bij kantoor [de B.V.], gevestigd te [plaats], althans een aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder aan te stellen als bewindvoerder:
indien de cassatieprocedure te gelden heeft als de eis in de hoofdzaak, totdat deze afgerond is, althans
indien de cassatie procedure niet als eis in de hoofdzaak kwalificeert, totdat een in te stellen procedure tegen de Russische Federatie is afgerond, en aan FKP een termijn van twee weken te gunnen om deze zaak aanhangig te maken;
totdat enig ander door de voorzieningenrechter in redelijkheid te bepalen tijdstip is bereikt;
IV. zodanige voorziening(en) te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren in de lijn en strekking als omschreven in deze dagvaarding;
IV. HVY en de Deurwaarder hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, onder de bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen veertien dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan, daarover vanaf de vijftiende dag wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
Aan deze vordering legt FKP het volgende ten grondslag.
In weerwil van het in de ogen van FKP verrassende Arrest, beschouwt FKP zich als rechthebbende van de beslagen merk- en auteursrechten. Zij staat ook als rechthebbende geregistreerd in het merkenregister. Zolang niet onherroepelijk vaststaat dat de merken- en auteursrechten tot het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie behoren, dient de veiling van deze rechten te worden geschorst, in ieder geval zolang niet op het cassatieberoep van FKP is beslist. Met het doorzetten van de aangezegde veiling van de Merken en auteursrechten maken HVY misbruik van hun executiebevoegdheid, aangezien dit voor FKP leidt tot onomkeerbare schade, niet alleen financiële schade maar ook in de vorm van het permanente verlies van haar Merken. Deze schade van FKP weegt zwaarder dan het belang van HVY bij executie, aangezien de Merken en auteursrechten slechts zeer beperkt verhaal bieden voor de vordering van HVY op de Russische Federatie. Mochten de arbitrale vonnissen worden vernietigd, dan bieden HVY op hun beurt geen verhaal.
Verder is de veiling onrechtmatig aangezien HVY en de Deurwaarder daarbij en bij de veilingvoorwaarden niet de vereiste zorgvuldigheid in acht nemen, waardoor de aangekondigde veiling niet zal leiden tot een zo hoog mogelijke opbrengst.
Een verdere belangenafweging valt uit in het voordeel van FKP, aangezien het in het belang van alle betrokkenen is om de veiling uit te stellen, omdat het nu een buitengewoon ongunstig moment is. Door de geopolitieke situatie in Oekraïne en de ingrijpende sancties tegen de Russische Federatie kan de te verwachten opbrengst volgens de door FKP geraadpleegde deskundige D.V.C.I. tot een factor drie lager zijn dan de werkelijke waarde.
Gelet op het voorgaande moet het HVY en de Deurwaarder, die hierin een zelfstandige zorgplicht heeft, worden verboden om de veiling door te zetten. In afwachting van de vraag wie met betrekking tot de Merken en de auteursrechten rechthebbende is, dienen de Merken en auteursrechten onder geschillenbewind in de zin van artikel 710 Rv te worden gesteld.
3.3.
HVY en de Deurwaarder voeren ieder voor zich gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Bevoegdheid
4.1.
Ambtshalve stelt de voorzieningenrechter vast dat zij – op grond van artikel 24 sub 5 Brussel I bis-Vo, dan wel het Nederlandse commune bevoegdheidsrecht – bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in dit executiegeschil dat betrekking heeft op de aangekondigde veiling van de Merken en auteursrechten die gehouden wordt in Den Haag.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Tussen partijen is in geschil of de executie van de Merken en de auteursrechten moet worden geschorst. In de bezwaren van FKP tegen de aangekondigde veiling onderscheidt de voorzieningenrechter drie elementen. FKP heeft gesteld dat a) de vordering van HVY op de Russische Federatie onzeker is; b) de Merken en auteursrechten toebehoren aan FKP en niet behoren tot het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie, althans dat dit onzeker is; en c) dat de veilingvoorwaarden niet gericht zijn op het verkrijgen van een zo hoog mogelijke opbrengst. Verder is in geschil of de Merken en auteursrechten onder (geschillen)bewind moeten worden gesteld. Deze punten komen hierna aan de orde.
de vordering van HVY
4.3.
Op grond van artikel 1066 Rv geldt als uitgangspunt dat de gewezen arbitrale vonnissen uitvoerbaar zijn. In de beschikking van 4 december 2020 heeft de Hoge Raad overwogen en beslist dat er geen aanleiding is de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen te schorsen. Daarbij heeft de Hoge Raad overwogen dat de kans dat de klachten leiden tot een vernietiging van een van de arresten van het hof (en vervolgens tot vernietiging van de arbitrale vonnissen) niet zodanig geacht wordt dat een en ander zou moeten leiden tot schorsing van de tenuitvoerlegging. FKP heeft in dit geding niet aannemelijk gemaakt waarom dit nu anders zou zijn (geworden). De voorzieningenrechter ziet dan ook evenmin aanleiding de executie te staken in afwachting van de verdere behandeling door het hof. Uitgangspunt is dus dat HVY een executeerbare titel heeft jegens de Russische Federatie. Het belang van HVY bij tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen is daarmee gegeven. In dit kort geding moet er daarom van worden uitgegaan dat HVY een gigantische vordering (van meer dan USD 57 miljard en/of € 1.866.104.634,--) hebben op de Russische Federatie, waarbij het niet aannemelijk is dat HVY er gemakkelijk in zullen slagen deze vordering te innen. De (vermoedelijke) waarde van de te veilen Merken en auteursrechten valt bij die vordering in het niet, maar is niettemin op zich aanzienlijk, terwijl van andere verhaalsobjecten niet is gebleken. Dat brengt met zich dat er in beginsel van moet worden uitgegaan dat HVY de Merken en auteursrechten mag veilen ter verhaal van (een deel van) haar vordering.
de Merken en auteursrechten
4.4.
FKP verzet zich echter tegen de voorgenomen veiling omdat zij (opnieuw) stelt zelf volledig rechthebbende te zijn op de Merken en auteursrechten, in plaats van de Russische Federatie. Zij heeft er daarbij op gewezen dat over de vraag wie rechthebbende is in eerste aanleg en in appel in het eerste executiegeschil anders is geoordeeld. Onder die omstandigheden levert executie voordat de Hoge Raad in het eerste executiegeschil definitief heeft beslist volgens haar misbruik van recht op. In het Arrest heeft het hof in kort geding geoordeeld dat de Merken en de daaraan verbonden auteursrechten behoren tot het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie. Op zichzelf bevat een beslissing in kort geding slechts voorlopige oordelen, waaraan partijen noch in een bodemprocedure noch in een later kort geding gebonden zijn. In dit tweede executiegeschil heeft FKP echter niet concreet gesteld dat dit oordeel van het hof berust op een kennelijke (feitelijke of juridische) misslag. Dat daarvan sprake is de voorzieningenrechter ook niet gebleken. De enkele kans dat het cassatieberoep van FKP (en dat van de Russische Federatie) mogelijk slaagt is daartoe onvoldoende. Daarom neemt de voorzieningenrechter in dit geding – evenals het hof in het eerste executiegeschil – tot uitgangspunt dat de Merken en de auteursrechten, ondanks de registratie van de Merken op naam van FKP in het merkenregister, behoren tot het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie. Dit betekent dat HVY op grond van het Arrest in beginsel bevoegd is deze Merken en auteursrechten ten laste van de Russische Federatie te doen veilen.
4.5.
Ter beoordeling ligt dan nog wel voor of het HVY, hangende het cassatieberoep, op grond van een belangenafweging toch moet worden verboden om de Merken en de auteursrechten te veilen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dit niet het geval. Redengevend daarvoor is het volgende.
4.6.
In het Arrest heeft het hof in verband met een daartoe strekkende vordering van FKP nadrukkelijk geoordeeld dat er geen grond was voor schorsing van de executie. Daarbij is door het hof ook al een belangenafweging gemaakt. Overwogen is dat voorshands voldoende aannemelijk is dat tenuitvoerlegging van de arbitrale beslissingen een restitutierisico met zich brengt, maar dat daartegenover staat dat niet valt te verwachten dat HVY binnen de looptijd van de vernietigingsprocedure een aanzienlijk deel van de vordering op andere wijze zal kunnen incasseren en een onherroepelijk eindarrest nog enige tijd op zich zal laten wachten. Verder heeft het hof geoordeeld dat de omstandigheid dat de positie van FKP als exploitant van de beslagen merken- en auteursrechten van de Russische Federatie wordt geschaad indien deze executoriaal worden verkocht, niet zwaarder weegt dan de belangen van HVY bij tenuitvoerlegging. Tot slot heeft het hof geoordeeld dat er geen aanleiding was om de uitvoerbaarheid bij voorraad achterwege te laten. In dit verband heeft het hof overwogen dat FKP hiertoe geen andere argumenten had aangevoerd dan die zij al in het kader van het schorsingsverzoek naar voren had gebracht (en die argumenten zijn door het hof niet valide geacht).
4.7.
Feitelijk heeft HVY in dit geding (behalve het beroep op de ‘geopolitieke situatie’) geen nieuwe omstandigheden naar voren gebracht, die nopen tot een herbeoordeling. Er is op dit moment dan ook geen aanleiding om anders te oordelen over de gevorderde schorsing van de executie dan het hof eerder heeft gedaan; de afweging van de belangen van HVY en die van FKP zoals het hof die heeft gemaakt wordt door de voorzieningenrechter gevolgd. Duidelijk is dat FKP door de veiling zal worden getroffen, omdat zij daardoor haar merkinschrijvingen en het recht om de Merken en de auteursrechten te exploiteren permanent zal verliezen. Dit gegeven is evenwel inherent aan het oordeel van het hof dat FKP deze rechten niet als (volledig) rechthebbende exploiteert en dat deze rechten zich (feitelijk) in het voor verhaal vatbare vermogen van de Russische Federatie bevinden. Voor de tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen zijn HVY dus bevoegd om zich op deze rechten te verhalen.
4.8.
Overigens wordt nog aangetekend dat ook het nog te verwachten oordeel in de cassatieprocedure betreffende het eerste executiegeschil (nu het nog altijd een kort geding betreft) een voorlopig oordeel zal zijn, zodat van een definitief oordeel over wie rechthebbende is ook na een te wijzen arrest nog geen sprake zal zijn. Indien FKP op dit punt daadwerkelijk snel een onherroepelijk oordeel had willen hebben, had het op haar weg gelegen om al in een eerder stadium een bodemprocedure aanhangig te maken. Sinds de beslaglegging in mei 2020 diende zij er immers al rekening mee te houden dat de Merken en auteursrechten (mogelijk) in het vermogen van de Russische Federatie zouden vallen. Het is dan ook niet redelijk nu van HVY te verwachten een verkregen titel niet te executeren totdat in een door FKP aangekondigde (maar nog altijd niet gestarte) bodemprocedure onherroepelijk is beslist. Daarmee kunnen immers opnieuw nog vele jaren gemoeid zijn.
4.9.
Het gestelde restitutierisico maakt het oordeel niet anders. Daarmee is bij de belangenafweging al rekening gehouden. Overigens tekent de voorzieningenrechter nog aan dat indien op enig moment alsnog zou komen vast te staan dat FKP toch volledig rechthebbende is met betrekking tot de Merken en auteursrechten zij naar eigen zeggen een revindicatievordering zou kunnen instellen tegen de veilingkoper. Voorts zou zij zich tot de Russische Federatie kunnen wenden voor compensatie omdat zij in dat geval onverschuldigd een vordering op de Russische Federatie heeft voldaan.
4.10.
Gelet op het voorgaande stond het HVY (en daarmee de Deurwaarder) vrij om ondanks de aanhangigheid van de cassatieprocedure over te gaan tot veiling van de Merken en de auteursrechten.
Veiling in strijd met de daarvoor geldende zorgvuldigheid
4.11.
De door FKP tegen de veilingvoorwaarden aangevoerde bezwaren maken niet dat de veiling moet worden verboden. Hierbij merkt de voorzieningenrechter allereerst op dat FKP allerlei argumenten aanvoert die aangevoerd zouden moeten worden door de Russische Federatie (als geëxecuteerde), dan wel de potentiële kopers, en waarbij FKP als derde feitelijk geen belang heeft. Uitgangspunt is dat de deurwaarder de veilingvoorwaarden vaststelt. Daarbij komt hem een grote mate van vrijheid toe. Een belanghebbende kan een verzoekschriftprocedure ex artikel 463a Rv starten als hij meent dat de veilingvoorwaarden niet deugen, maar dat heeft FKP tot op heden nagelaten. Desondanks zal de voorzieningenrechter de bezwaren van FKP kort bespreken. Voor zover FKP heeft gesteld dat het onvermeld laten van bepaalde informatie in de veilingvoorwaarden (zoals de cassatieprocedure in het eerste executiegeschil, de met Walraven gesloten licentieovereenkomst en de door Spirits aanhangig gemaakte procedure) onzorgvuldig is jegens haar, wordt die stelling verworpen. Voor de licentieovereenkomst heeft te gelden dat die niet in het merkenregister stond vermeld zodat noch de deurwaarder noch HVY daarmee bekend was/behoefde te zijn en die licentie – voor zover deze nog gelding heeft – ook geen gevolgen heeft voor de koper. Op de deurwaarder rustte evenmin een verplichting informatie over lopende procedures op te nemen. De stelling dat die verplichting er wel is valt ook moeilijk te rijmen met de stelling dat er door HVY niet wordt gestreefd naar een maximale opbrengst, nu die procedures eerder een waarde drukkend dan een waarde verhogend effect hebben. Een verplichting vooraf een waardering te laten doen bestaat evenmin. Het staat potentiële kopers vrij zelf een onderzoek naar de waarde te verrichten hetgeen met openbare bronnen kan worden gedaan. Met betrekking tot de potentiële kopers heeft FKP niet weersproken dat dit professionele partijen betreft, die – al dan niet na onderzoek ook – op de hoogte (kunnen) zijn van de door FKP gepretendeerde rechten. Verder acht de voorzieningenrechter het niet onzorgvuldig dat de Merken en auteursrechten in één kavel worden verkocht. Op voorhand is niet duidelijk dat bundeling tot een lagere opbrengst leidt, terwijl vaststaat dat deze rechten nu ook in één hand zijn. Daar komt bij dat onweersproken is gebleven dat het geenszins ongebruikelijk, laat staan verboden is, om rechten als één kavel te veilen. Ook de stelling dat de executieveiling in strijd zou zijn met het openbaar belang omdat er verwarring zou kunnen ontstaan indien de merken in de verschillende landen door verschillende partijen worden geëxploiteerd wordt gepasseerd. Dat zou immers betekenen dat de Benelux-merken nooit separaat zouden kunnen worden geveild, waarvoor geen rechtvaardiging te vinden valt. In dit verband heeft HVY verder onweersproken gesteld dat de (nationale) merken in verschillende handen zijn, zonder dat dit problemen oplevert. Tot slot valt niet in te zien waarom het merkenbureau niet zou meewerken aan de registratie van de Merken ten name van de veilingkoper.
4.12.
Ook de “geopolitieke situatie in Oekraïne” levert geen grond op voor uitstel van de executie. Hoewel het voor de veilingopbrengst nadelig kan zijn dat bepaalde partijen ten gevolge van de internationale sancties niet kunnen meebieden, kan dit niet aan HVY worden tegengeworpen. Datzelfde geldt voor het door FKP gestelde anti-Russische sentiment. Indien de veiling in verband met de internationale sancties wordt uitgesteld, worden die sancties daarmee feitelijk omzeild, en zou een niet gerechtvaardigde verhaalsimmuniteit worden gecreëerd. Bovendien betreft de veiling slechts Benelux-merken waarbij te verwachten valt dat er ook andere dan Russische partijen geïnteresseerd zijn. Het is aan de executant het tijdstip van executie te kiezen. De voorzieningenrechter tekent nog aan dat zowel executant HVY als geëxecuteerde Russische Federatie belang hebben bij een zo hoog mogelijke opbrengst. Dat is ook de insteek van de veiling. Er bestaat geen aanleiding nog langer te wachten. De ontwikkeling van de waarde van de Merken en de auteursrechten is per definitie ongewis en uit niets blijkt dat deze waarde in de nabije toekomst substantieel zal toenemen.
Bewind
4.13.
De door FKP gevorderde onderbewindstelling wordt afgewezen. Geschillenbewind zou op zijn plaats kunnen zijn indien FKP en de Russische Federatie een geschil hadden over aan wie de rechten toekomen. Die partijen hebben daarover echter juist geen geschil. Bovendien is in de verhouding tussen HVY, de Russische Federatie en FKP feitelijk reeds uitvoerbaar bij voorraad geoordeeld dat HVY de door FKP geëxploiteerde Merken ten laste van de Russische Federatie mag executeren. Onder voormelde omstandigheden bestaat geen aanleiding voor een onderbewindstelling.
Slotsom en proceskosten
4.14.
FKP zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding. In de zaak tegen HVY worden deze kosten op de gebruikelijke wijze, op basis van de liquidatietarieven, begroot. De kosten aan de zijde van de Russische Federatie worden begroot op nihil.
4.15.
In zijn conclusie van antwoord heeft de Deurwaarder aanspraak gemaakt op een veroordeling in de werkelijke proceskosten, hetzij wegens misbruik van procesrecht, hetzij op grond van artikel 1019h Rv. Subsidiair heeft hij verzocht om een proceskostenveroordeling conform de liquidatietarieven met toepassing van het hoogste tarief. FKP heeft verweer gevoerd tegen een reële proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
4.16.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter had FKP kunnen volstaan met een executiegeschil tegen HVY (en de Russische Federatie). Daarin heeft zij immers ook haar bezwaren tegen de veilingvoorwaarden naar voren kunnen brengen. FKP heeft niet aannemelijk gemaakt waarom zij reden had te veronderstellen dat de Deurwaarder niet zou voldoen aan een eventueel tegen HVY gericht executieverbod, (dan wel dat hij een mogelijk rechterlijk gebod tot aanpassing van die veilingvoorwaarden niet zou volgen). Uitgangspunt is immers dat er van moet worden uitgegaan dat een deurwaarder als openbaar ambtenaar rechterlijke vonnissen correct pleegt uit te voeren. Daarmee heeft FKP de Deurwaarder onnodig in rechte betrokken. De stelling van FKP dat zij de zaak tegen de Deurwaarder niet zou hebben doorgezet, indien de Deurwaarder vooraf had laten weten een eventueel vonnis tegen HVY te respecteren, maakt het oordeel niet anders. Daargelaten dat FKP daarvan zonder meer mocht uitgaan heeft FKP de Deurwaarder hier ook niet naar gevraagd. Uit de opgave van verhinderdata door de Deurwaarder kon/mocht FKP niet afleiden dat de Deurwaarder een eventueel voor HVY nadelig vonnis niet zou respecteren. Gelet op de toon van en het rauwelijks dreigen met een aansprakelijkstelling in de sommatiebrief van 22 oktober 2022 is het ook niet onbegrijpelijk dat de Deurwaarder de zaak voor de rechter heeft laten komen.
4.17.
Onder deze omstandigheden acht de voorzieningenrechter een vergoeding van de in redelijkheid door de Deurwaarder gemaakte proceskosten op zijn plaats. De Deurwaarder maakt aanspraak op een reële proceskostenvergoeding van ruim € 60.000,- aan advocaatkosten. FKP heeft zich op het standpunt gesteld dat de gemaakte kosten onredelijk hoog zijn.
4.18.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevorderde kosten niet redelijk zijn. Gegeven de evidente nodeloosheid van het in rechte betrekken van de Deurwaarder zijn de door hem gevorderde verweerkosten voor het overgrote deel ook nodeloos gemaakt. Niet valt in te zien waarom voor het in essentie simpele verweer van de Deurwaarder zoveel uren en mankracht zijn ingezet. Er had eenvoudigweg kunnen worden volstaan met een korte conclusie van antwoord in combinatie met een korte pleitnota en het door hemzelf ter zitting gevoerde verweer, dat er in essentie op neerkomt dat de Deurwaarder op grond van zijn ministerieplicht veilt als het moet en niet veilt als dat niet mag. Voor het inhoudelijke verweer betreffende de verhoudingen tussen de overige partijen had de Deurwaarder, voor zover dat al nodig werd geacht, bovendien kunnen verwijzen naar het door HVY gevoerde verweer. Gelet hierop begroot de voorzieningenrechter de kosten aan de zijde van de Deurwaarder in redelijkheid op € 5.000,-- (exclusief btw), te vermeerderen met € 314,-- aan griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt FKP in de kosten van dit geding,
  • aan de zijde van HVY tot op heden begroot op € € 1.692,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht;
  • aan de zijde van de Deurwaarder tot op heden begroot op € 5.314,--, waarvan € 5.000,-- aan salaris advocaat en € 314,-- aan griffierecht;
  • aan de zijde van de Russische Federatie begroot op nihil;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2022.
WJ