ECLI:NL:RBDHA:2022:12731

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB 22/4951
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroep in vreemdelingenrechtelijke zaak en doorzendplicht bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S.H.M. Maas, en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing van het COA over haar eigen bijdrage in de kosten van opvang. De rechtbank moest beoordelen of het beroep tijdig was ingediend. Eiseres had haar beroepschrift gedateerd op 4 augustus 2022, maar dit was pas op 8 augustus 2022 door het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV) ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van het beroep op 4 augustus 2022 was verstreken, omdat de termijn begon op 8 juli 2022, de dag na de bekendmaking van het besluit door het COA.

Eiseres stelde dat zij eerder op 4 augustus 2022 per e-mail een beroep had ingesteld en dat het COA dit beroepschrift had moeten doorsturen. De rechtbank oordeelde echter dat er geen doorzendplicht voor het COA bestond, omdat eiseres duidelijk had aangegeven dat zij ook een aangetekende brief had verzonden. De rechtbank concludeerde dat eiseres te laat beroep had ingesteld en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/4951

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: [gemachtigde]
V-nummer: [V-nummer]
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, verweerder.

gemachtigde: mr. S.H.M. Maas

Procesverloop

Op 7 juli 2022 heeft verweerder een beslissing genomen over de eigen bijdrage van eiseres in de kosten van opvang. Hiertegen heeft eiseres beroep ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november 2022. Hierbij waren aanwezig eiseres, bijgestaan door [naam] evenals haar gemachtigde werkzaam voor de Stichting Rechtswinkel Tilburg en de gemachtigde van verweerder. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De vraag is of eiseres op tijd beroep heeft ingesteld. Zij heeft beroep ingesteld door middel van een aangetekende brief aan het Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken (CIV). Het beroepschrift is gedateerd op 4 augustus 2022 en door het CIV ontvangen op 8 augustus 2022. Het beroepschrift is ter aangetekende verzending op 5 augustus 2022 bij PostNL aangeboden.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 een termijn van vier weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Verweerder heeft op 7 juli 2022, door verzending per post, het bestreden besluit bekend gemaakt. Dit betekent dat de termijn begint op 8 juli 2022 en dat de laatste dag waarop beroep kon worden ingesteld 4 augustus 2022 is. De aangetekende verzending heeft dus een dag te laat plaatsgevonden. Dat het binnen een week is ontvangen is daarbij niet van belang.
3. Eiseres beroept zich erop dat zij al eerder, namelijk op 4 augustus 2022 om 21:17 uur per e-mail via info@coa.nl beroep heeft ingesteld. Verweerder had dit beroepschrift moeten doorsturen aan het bevoegde orgaan en daarmee is het volgens eiseres sprake van een tijdig ingediend beroepschrift. Verweerder is het daarmee niet eens. Verweerder zegt hierover dat aan het COA een afschrift van het beroepschrift is gestuurd, waarbij duidelijk was dat er ook een aangetekende brief aan het CIV is gestuurd. Onder die omstandigheid bestaat geen doorzendplicht voor verweerder. Volgens verweerder is sprake van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht wanneer het e-mailadres van het COA wordt gebruikt om de beroepstermijn veilig te stellen. Daarvoor is de doorzendplicht, die er is om burgers te beschermen die niet weten bij welk bestuursorgaan zij beroep moeten instellen, niet bedoeld.
4. Hierover is de rechtbank het volgende van oordeel. In de e-mail die eiseres op 4 augustus 2022 aan het COA heeft gestuurd staat “bijgaand ontvangt u het formeel beroep van cliënte mevrouw [eiseres] (…) tegen de beschikking van 7 juli 2022. Dit beroep wordt ook per aangetekende brief verzonden ter attentie van Centraal Inschrijfbureau Vreemdelingenzaken te Haarlem.” Als bijlage bij deze e-mail zit een kopie van het aan het CIV gerichte beroepschrift. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er geen aanleiding te veronderstellen dat eiseres niet wist bij wie zij beroep moest instellen. Het beroepschrift is namelijk geadresseerd aan het CIV. De vraag is dus of eiseres de termijn heeft veiliggesteld door net voor het einde van de termijn een afschrift van het beroepschrift naar het verwerende bestuursorgaan te sturen. Op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb wordt een beroepschrift dat bij een onbevoegd bestuursorgaan of onbevoegde bestuursrecht is ingediend, zo spoedig mogelijk doorgezonden aan het bevoegde orgaan, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de afzender. Op grond van het derde lid van voornoemd artikel is het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is er voor verweerder geen doorzendplicht ontstaan. Er doet zich niet de situatie voor dat bij het verkeerde orgaan beroep is ingesteld. De e-mail van eiseres kan niet anders dan begrepen worden dan dat zij verweerder in kennis stelt van het beroep dat zij bij de bestuursrechter indient. Verweerder hoefde daarom niets te doen en toepassing van artikel 6:15, derde lid is dan ook niet aan de orde. Eiseres heeft dus te laat beroep ingesteld.
6. Eiseres heeft geen redenen aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verontschuldigbaar is. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is. Aan een inhoudelijke beoordeling komt de rechtbank dus niet toe.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. De rechtbank heeft er melding van gemaakt dat op hierna te melden wijze hoger beroep kan worden ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Wijnen, rechter, in aanwezigheid van
A. Ibrahimovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.