ECLI:NL:RBDHA:2022:12713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
09/857090-19 (straf)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van opzet- en schuldwitwassen na onderzoek naar verdachte en ex-partner

Op 29 november 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van opzet- en schuldwitwassen. De zaak kwam voor de rechtbank na een aangifte van fraude, verduistering en oplichting door een benadeelde tegen de ex-partner van de verdachte, die als financieel administrateur werkzaam was. De verdachte werd verweten dat zij in de periode van 9 maart 2016 tot en met 15 april 2019 een geldbedrag van € 29.520,00 had verworven, terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag afkomstig was van een misdrijf.

Tijdens de zitting op 15 november 2022 heeft de officier van justitie vrijspraak van opzetwitwassen gevorderd, maar bewezenverklaring van schuldwitwassen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft in haar oordeel overwogen dat voor een bewezenverklaring van (schuld)witwassen vereist is dat het geldbedrag van een misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden. De verdachte had verklaard dat haar ex-partner haar had verteld dat hij financieel directeur was en dat hij de contante bedragen had gewonnen in het casino. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet kon worden verweten dat zij niet verder had onderzocht naar de herkomst van het geld, omdat de uitleg van haar ex-partner paste bij zijn levensstijl.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, en sprak haar vrij. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/857090-19
Datum uitspraak: 29 november 2022
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1980 [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. P.M. Rombouts naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 november 2022 - ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 9 maart 2016 tot en met 15 april 2019, te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 29.520,- euro, althans enig geldbedrag,
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
De vraag die aan de rechtbank ter beantwoording voorligt, is of de verdachte zich samen met haar [ex-partner] schuldig heeft gemaakt aan het (schuld)witwassen van geldbedragen.
3.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde opzetwitwassen en tot bewezenverklaring van het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aanleiding
Het witwasonderzoek naar de verdachte is gestart nadat [benadeelde] aangifte had gedaan van fraude, verduistering en oplichting tegen de [ex-partner] die bij haar in dienst was als (financieel) administrateur. Naar aanleiding van deze aangifte is de politie een onderzoek gestart naar [ex-partner] en naar de verdachte die een relatie in de betreffende periode met hem heeft gehad. Uit dit onderzoek bleek dat in de periode van 1 januari 2015 tot 3 januari 2019 in totaal € 29.520,00 contant was gestort op de bankrekening van de verdachte, waarna dit bedrag gedeeltelijk is overgemaakt naar de bankrekening van [ex-partner] .
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van (schuld)witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het in de tenlastelegging vermelde geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat ook wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden. Niet ter discussie staat dat het geld dat op de bankrekening van de verdachte werd gestort [ex-partner] toebehoorde en van het door hem gepleegde misdrijf (verduistering in dienstbetrekking) afkomstig was. De vraag die voorligt, is of de verdachte dit wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat [ex-partner] haar had verteld dat hij financieel directeur was. Zij ging er daarom van uit dat hij een goed salaris verdiende en daarmee zijn luxueuze levensstijl bekostigde. De verdachte heeft [ex-partner] gevraagd naar de (hoge) contante geldbedragen die op haar bankrekening werden gestort. Deze geldbedragen waren volgens [ex-partner] gewonnen in het casino en wilde hij gebruiken voor zijn woning. De verdachte zocht hier niets achter, omdat zij wist dat [ex-partner] het casino bezocht. Zij was wel eens met hem meegegaan naar het casino.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de door [ex-partner] gestorte geldbedragen een criminele herkomst hadden. Zij heeft [ex-partner] gevraagd naar de herkomst van de contante geldbedragen en kreeg van hem een antwoord dat paste bij zijn levensstijl. Tegen deze achtergrond hoefde van de verdachte niet te worden verwacht dat zij nader onderzoek deed naar de verklaring van [ex-partner] over de herkomst van het geld.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande niet bewezen hetgeen de verdachte ten laste is gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2022.