ECLI:NL:RBDHA:2022:12710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
09/857254-18 en 10/775000-15 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen door administrateur met aanzienlijke schade voor werkgever

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim twee jaar een bedrag van € 521.471,87 heeft verduisterd van het bedrijf waar hij als administrateur werkzaam was. De verdachte heeft de verduisterde gelden witgewassen door deze te gebruiken voor de aankoop en verbouwing van zijn woning en het leiden van een luxeleven. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en legt een gevangenisstraf op van 17 maanden.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 15 november 2022, waar de officier van justitie, mr. I.G.M. Oostrom, de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten heeft gevorderd. De verdachte heeft de feiten bekend en verklaard dat hij de verduisterde gelden heeft uitgegeven aan luxegoederen en de verbouwing van zijn woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zowel verduistering als witwassen, waarbij de verduistering plaatsvond in de periode van 9 maart 2016 tot en met 22 oktober 2018.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer, dat financieel ernstig is gedupeerd, meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft zijn positie als administrateur misbruikt en heeft op slinkse wijze geldbedragen verduisterd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat eerdere veroordelingen voor vermogens- en fraudegerelateerde feiten bevat. De op te leggen straf is in overeenstemming met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij de rechtbank een gevangenisstraf van 17 maanden heeft opgelegd, met aftrek van het voorarrest.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/857254-18 en 10/775000-15 (tul)
Datum uitspraak: 29 november 2022
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 15 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I.G.M. Oostrom en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. P.M. Rombouts naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 15 november 2022 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 maart 2016 tot en met 22 oktober 2018 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (in totaal EUR 521.471,87), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als administrateur, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 maart 2016 tot en met 15 april 2019 te Zoetermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) één of meer geldbedrag(en) (in totaal EUR 521.471,87), althans enig geldbedrag
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den)
en/of
Sub b
heeft omgezet,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. De officier van justitie gaat bij het onder 2 ten laste gelegde feit uit van het impliciet primair ten laste gelegde opzetwitwassen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Op specifieke standpunten wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [PV nummer] / onderzoek Doek van de politie eenheid Den Haag, district Alphen aan den Rijn – Gouda, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 641).
Feit 1:
De rechtbank zal voor het onder 1 ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 november 2022;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] namens [slachtoffer] , opgemaakt op 29 oktober 2018 (p. 26-31).
Feit 2:
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 15 november 2022, inhoudende:
De beschuldiging van de officier van justitie klopt. Ik erken dat ik het ten laste gelegde bedrag heb verduisterd.
De BMW was van mij.
Het geld is opgegaan aan de aanschaf van mijn woning, de verbouwing van de woning en aan vakanties. Een groot gedeelte zit in de woning en de rest is uitgegeven aan luxegoederen. Het is allemaal uitgegeven. Het geld is er niet meer;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [betrokkene 1] namens [slachtoffer] , opgemaakt op 29 oktober 2018 (p. 26-31), voor zover inhoudende:
Ik doe bij deze aangifte van fraude, verduistering dan wel oplichting tegen [verdachte]
, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] . Dhr.
[verdachte] is vanaf l september 2015 bij ons in dienst als administrateur en (aansturend) medewerker backoffice en is eindverantwoordelijke voor onder andere de financiële administratie, de facturatie en betaling van binnenkomende facturen van ZZP’ers en toeleveranciers.
De fraude heeft plaatsgevonden vanaf 9 maart 2016 tot en met 22 oktober 2018. De
onderstaande bedragen zijn door dhr. [verdachte] verduisterd:
2016 : 143.730,29 euro
2017 : 182.496,58 euro
2018 : 195.245,00 euro
Hiermee komt het totaal op een bedrag van 521.471,87 euro dat is weggesluisd.
3. Het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek in de aangetroffen administratie van de [adres 2] , opgemaakt op 18 april 2019
(p. 212-215), voor zover inhoudende:
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte [verdachte] aan de [adres 2] werd een grote hoeveelheid administratie aangetroffen en in beslag genomen.
In de hoeveelheid in beslag genomen documenten en administratieve bescheiden werden vele facturen aangetroffen die betrekking hadden op het verbouwen van de woning van de [adres 2] . Dit betrof facturen voor de aanschaf van een keuken met inbouwapparatuur; het benodigde leidingwerk; schakelmateriaal; vloerverwarming en vloertegels; sloopwerk; stucwerk; loodgieter en elektricien; diverse meubels en wanddecoraties, tapijt en gordijnen voor alle slaapkamers, jaloezieën met motoraansturing; een complete luxe slaapkamerinrichting met dressoir met TV lift. Een uitbouw van de woonkamer in de vorm van een serre.
De luxe goederen die werden aangeschaft waren moderne geluidssystemen, laptop computers en tablets; smartphones; dure merk kleding, dure horloges en schoenen. In totaal werd een bedrag van € 10.856,71 betaald voor uitgaven aan luxe vakantie en daar aangeschafte luxe mode- en andere artikelen.
In de woning van de verdachte werd een tenaamstellingsverslag van de Rijksdienst voor het Wegverkeer aangetroffen, van 27 januari 2018 waarin de BMW voorzien van het kenteken [kenteken] op naam werd gesteld van [betrokkene 2] [adres 3] .
3.4.
Bewijsoverwegingen
Verduistering in dienstbetrekking
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde verduistering uit hoofde van zijn beroep heeft gepleegd.
Witwassen
Voor een bewezenverklaring van (schuld)witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het in de tenlastelegging vermelde geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat ook wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden.
Onder feit 2 wordt de verdachte verweten een geldbedrag van € 521.471,87 te hebben witgewassen. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte geldbedragen heeft verkregen door het plegen van verduistering in dienstbetrekking.
In het geval dat de opbrengsten afkomstig zijn van eigen misdrijf, geldt dat om te kunnen spreken van witwassen er sprake moet zijn van een handeling die erop is gericht om de criminele opbrengsten veilig te stellen. Er moet sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele verwerven of voorhanden hebben en die erop is gericht om de criminele herkomst van het voorwerp te verbergen of te verhullen.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij alle door hem verduisterde geldbedragen heeft uitgegeven aan de aankoop, verbouw en inrichting van zijn woning en aan luxegoederen en reizen. De uit misdrijf afkomstige gelden heeft de verdachte daarmee niet alleen voorhanden gehad maar ook verhuld door met deze gelden de aankoop, verbouw en inrichting van zijn woning te financieren en deze gelden om te zetten in luxegoederen en reizen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (opzet)witwassen.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van het ten laste gelegde medeplegen wordt vrijgesproken.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 9 maart 2016 tot en met 22 oktober 2018 te Zoetermeer, in elk geval in Nederland, telkens opzettelijk geldbedragen (in totaal EUR 521.471,87
) toebehorendaan [slachtoffer] , welk goed
erenverdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als administrateur, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 9 maart 2016 tot en met
22 oktober 2018te Zoetermeer, althans in Nederland, (van) geldbedragen (in totaal EUR 521.471,87),
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats,
heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en heeft verhuld wie de rechthebbende op die voorwerpen was en
heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat moet worden volstaan met het opleggen van de maximale taakstraf en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadsman wijst hierbij onder meer op het feit dat de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en heeft geprobeerd inzicht te geven in zijn manier van handelen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal waarschijnlijk tot gevolg hebben dat de verdachte zijn woning en baan verliest, waardoor hij in elk geval voorlopig niet meer aan zijn terugbetalingsverplichting jegens [slachtoffer] zal kunnen voldoen. Bovendien geldt dat de redelijke termijn is overschreden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaar € 521.471,87 verduisterd van [slachtoffer] . Hij heeft daarmee zijn positie als administrateur op een slinkse wijze misbruikt en [slachtoffer] ernstig financieel gedupeerd. Niet lang nadat hij als administrateur aan de slag is gegaan bij het bedrijf is hij begonnen met het verduisteren van geldbedragen, waarbij hij geraffineerd te werk is gegaan. De verdachte heeft gedurende twee jaar steeds opnieuw de keuze gemaakt om geldbedragen te verduisteren. Dit stopte pas nadat hij door [slachtoffer] werd geconfronteerd met de onderzoeksresultaten van de accountant. Het handelen van de verdachte heeft enorme consequenties gehad voor [slachtoffer] die de schade die zij heeft geleden, nog altijd voor het merendeel niet vergoed heeft gekregen. Daarnaast heeft de verdachte de met de verduistering verkregen gelden witgewassen door die gelden te gebruiken voor de aankoop en de verbouwing van zijn woning en het leiden van een luxe leven. De verdachte heeft door zijn handelen er aan bijgedragen dat de opbrengsten van zijn misdrijven aan het zicht werden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst werd verschaft. De verdachte heeft zich bij dit alles kennelijk alleen laten leiden door het oogmerk van eigen financieel gewin ten koste van anderen. Dit zijn ernstige vermogensfeiten en de rechtbank rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 20 oktober 2022. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder wegens vermogens- en fraudegerelateerde feiten is veroordeeld.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt voor fraude vermeld, bij een benadelingsbedrag tussen de € 500.000,00 en € 1.000.000,00, een gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden. Verschillende factoren kunnen volgens de oriëntatiepunten strafverlagend of strafverhogend werken.
De verdachte heeft gedurende een lange periode steeds opnieuw wilsbesluiten ten aanzien van het verduisteren van geldbedragen genomen en steeds opnieuw misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen. De rechtbank neemt dit als strafverzwarend mee.
Overschrijding van de redelijke termijn
Een andere omstandigheid die van invloed is op de duur van de op te leggen straf is het tijdsverloop. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank houdt als aanvangstijdstip van die termijn aan de inverzekeringstelling van de verdachte op 15 april 2019, zodat de termijn is overschreden met negentien maanden. De rechtbank vindt daarin aanleiding, overeenkomstig de vaste rechtspraak daarover, een korting van tien procent op de op te leggen straf toe te passen.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Niet kan worden volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Immers, een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de verdachte niet weerhouden om opnieuw strafbare vermogensfeiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie recht doet aan de ernst van de feiten en zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 17 maanden met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De beslaglijst
Op de beslaglijst van 29 september 2022 staan de volgende voorwerpen:
34. 1 STK horloge k1: zilver Breitling imitatie nep/imitatie;
35. 1 STK horloge k1: zilver Breitling imitatie nep/imitatie;
36. 1 STK horloge k1: zilver Breitling imitatie nep/imitatie;
37. 1 STK horloge k1: zilver Rolex imitatie nep/imitatie.
7.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de imitatiehorloges zullen worden verbeurdverklaard.
7.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst genoemde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en deze voorwerpen geheel of grotendeels door middel van de bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen. Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 7 september 2021 gevorderd dat de bij parketnummer 10/775000-15 door de meervoudige kamer van de rechtbank Den Haag op 20 april 2018 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van drie maanden, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de overschrijding van de redelijke termijn te compenseren door de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie van 7 september 2021 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank van Rotterdam van 20 april 2018 nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om de overschrijding van de redelijke termijn te compenseren door de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De overschrijding van de redelijke termijn is reeds verdisconteerd in de straf.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33a, 57, 322 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
ten aanzien van feit 2:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
17 (zeventien) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de inbeslaggenomen goederen;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst genoemde voorwerpen, te weten:
34. 1 STK horloge k1: zilver Breitling imitatie nep/imitatie;
35. 1 STK horloge k1: zilver Breitling imitatie nep/imitatie;
36. 1 STK horloge k1: zilver Breitling imitatie nep/imitatie;
37. 1 STK horloge k1: zilver Rolex imitatie nep/imitatie;
de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 20 april 2018, gewezen onder parketnummer 10/775000-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.X. Cozijn, voorzitter,
mr. P. Burgers, rechter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M.N.D. Snel, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 november 2022.