ECLI:NL:RBDHA:2022:1271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
C-09-619333-KG ZA 21-984
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ondertekening overeenkomst voor overdracht administratie door voormalig bestuurders van ontbonden vennootschap

In deze zaak vorderden de eiseressen, bestaande uit verschillende Verenigingen van Eigenaren (VVE's), dat de voormalige bestuurders van een ontbonden vennootschap, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], zouden worden veroordeeld om een overeenkomst te ondertekenen voor de overdracht van de administratie van de VVE's. De VVE's hadden eerder een managementovereenkomst gesloten met de ontbonden vennootschap, [de B.V.], die verantwoordelijk was voor het beheer van hun administratie. Na de ontbinding van [de B.V.] en de oprichting van de maatschap [de Maatschap] door de voormalige bestuurders, ontstond er een geschil over de toegang tot de administratieve gegevens die in het softwareprogramma [softwareprgramma X] waren opgeslagen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2022, waarna de voorzieningenrechter op 2 februari 2022 vonnis wees. De rechter oordeelde dat de vordering van de VVE's tegen [de Maatschap] werd afgewezen, omdat er geen contractuele relatie bestond tussen de VVE's en de maatschap. Echter, de vordering tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] werd toegewezen, omdat zij onrechtmatig handelden door hun medewerking aan de overdracht van de gegevens te weigeren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de voormalige bestuurders verplicht waren om de overeenkomst te ondertekenen en de administratie over te dragen, en legde een dwangsom op voor het geval zij hieraan niet zouden voldoen.

De rechter benadrukte dat de VVE's recht hadden op toegang tot hun administratieve gegevens, en dat de weigering van de voormalige bestuurders om mee te werken aan de overdracht onrechtmatig was. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partijen, waarbij de VVE's ook in de kosten van de maatschap werden veroordeeld, omdat deze samen met de gedaagden verweer had gevoerd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/619333 / KG ZA 21/984
Vonnis in kort geding van 2 februari 2022
in de zaak van

1.[VVE I] ,

2.
[VVE II],
3.
[VVE III],
4.
[VVE IV],
5.
[VVE V],
alle gevestigd te [plaats 1] ,
eiseressen,
advocaat mr. W.G.M. Vos te Breda,
tegen:

1.[de Maatschap] te [plaats 2] ,

2.
[gedaagde sub 2]te [plaats 2] ,
3.
[gedaagde sub 3]te [plaats 2] ,
gedaagden,
gedaagden sub 2 en 3 in persoon en namens gedaagde sub 1 verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde mr. M.A. Woudenberg.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘ [de VVE] ’ (eiseressen gezamenlijk in enkelvoud), ‘ [de Maatschap] ’, ‘ [gedaagde sub 2] ’ en ‘ [gedaagde sub 3] ’ (gedaagden gezamenlijk als ‘ [de Maatschap c.s.] ’).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met (uiteindelijk) 19 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de bij de mondelinge behandeling door eiseressen overgelegde pleitnotities.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 januari 2022. Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn voormalig (indirect) bestuurders van [de B.V.] (hierna: [de B.V.]). [de VVE] heeft op 1 mei 2014 een VvE-managementovereenkomst gesloten met de rechtsvoorganger van [de B.V.]. Op grond van die overeenkomst heeft [de B.V.] sinds 1 januari 2018 de administratie van [de VVE] gevoerd. [de B.V.] heeft daarvoor het softwareprogramma [softwareprgramma X] gebruikt.
2.2.
Tussen [de VVE] en [de B.V.] is een geschil ontstaan over de uitvoering van de werkzaamheden en de daartegenover staande betalingsverplichtingen. In de procedure die daarover bij de kantonrechter is gevoerd is vast komen te staan dat de overeenkomst tussen partijen per 1 januari 2021 is geëindigd. De kantonrechter heeft op 1 juli 2021 uitspraak gedaan.
2.3.
[de B.V.] is ontbonden per 29 juli 2021. Sinds 1 januari 2021 staat bij de Kamer van Koophandel de maatschap [de Maatschap] geregistreerd. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn de maten van [de Maatschap] .

3.Het geschil

3.1.
[de VVE] vordert – zakelijk weergegeven – [de Maatschap c.s.] te veroordelen de overeenkomst te ondertekenen die als productie 13 bij de dagvaarding is overgelegd, om de overdracht te bewerkstelligen van de administratie van [de VVE] in [softwareprgramma X] aan de nieuwe beheerder, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Daartoe voert [de VVE] – samengevat – het volgende aan. [de B.V.] moet op grond van de managementovereenkomst bij beëindiging daarvan zorgdragen voor een deugdelijke overdracht van de administratie. De huidige beheerder van de administratie van [de VVE] gebruikt evenals [de B.V.] het softwareprogramma van [softwareprgramma X], maar kan niet over (de archiefomgeving van) de administratie van 2020 en eerder beschikken. Daarvoor is toestemming van de voormalige beheerder noodzakelijk. [de B.V.] is ontbonden en [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben onder de naam [de Maatschap] een doorstart gemaakt. Woordvoerders van [softwareprgramma X] hebben meegedeeld dat de administratie kan worden overgedragen zodra het toestemmingsformulier door [de Maatschap] en/of [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] is ondertekend. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben PDF-documenten verstrekt die zijn gedownload uit [softwareprgramma X], maar essentiële gegevens missen en het opnieuw handmatig invoeren van de gegevens kost de nieuwe beheerder veel tijd.
Subsidiair, als [de Maatschap] niet gebonden is aan de verplichtingen uit de managementovereenkomst, geldt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] onrechtmatig handelen door hun medewerking te onthouden aan de overdracht van de gegevens in [softwareprgramma X].
3.3.
[de Maatschap c.s.] voeren verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De vordering zal worden afgewezen voor zover die zich richt tegen (de maatschap) [de Maatschap] . [de VVE] spreekt [de Maatschap] aan op grond van verplichtingen die voortvloeien uit de managementovereenkomst, maar deze overeenkomst geldt (gold) tussen haar en [de B.V.]. [de VVE] heeft geen contractuele relatie met [de Maatschap] . [de VVE] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , de (indirect) bestuurders van [de B.V.], een ‘doorstart’ hebben gemaakt met [de Maatschap] . Als dat al het geval zou zijn – hetgeen [de Maatschap c.s.] betwisten – dan betekent dat nog niet dat [de Maatschap] zonder meer de verplichtingen die voortvloeien uit de managementovereenkomst van [de B.V.] heeft overgenomen. Dat daarvan sprake is geweest is gesteld noch gebleken.
4.2.
[de VVE] heeft subsidiair betoogd dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] onrechtmatig handelen tegenover [de VVE] . [de VVE] heeft deze grondslag ter zitting – in alle helderheid – aan haar vorderingen ten grondslag gelegd. Om die reden heeft de voorzieningenrechter voorgesteld de zitting voor korte tijd te schorsen, om [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in de gelegenheid te stellen te overleggen met hun gemachtigde over die grondslag. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben van die mogelijkheid gebruik gemaakt en inhoudelijk gereageerd op voornoemde nieuwe grondslag. Beoordeeld zal dus worden of [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] onrechtmatig handelen jegens [de VVE] door te weigeren het formulier te ondertekenen dat als productie 13 bij de dagvaarding is overgelegd.
4.3.
Uit de managementovereenkomst volgt dat op de beheerder van de administratie van [de VVE] de verplichting rust zorg te dragen voor overdracht van de administratie bij een beëindiging van de overeenkomst. Deze beheerder was [de B.V.]. Allereerst moet daarom worden bezien of [de B.V.] gehouden is (was) de verzochte toegang tot de gegevens te verlenen.
4.4.
De managementovereenkomst rept – zoals [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] terecht aanvoeren – niet van een verplichting om de door [de B.V.] met [softwareprgramma X] gesloten (licentie)overeenkomst voor het gebruik van de software over te dragen aan een nieuwe beheerder, maar dat is ook niet wat [de VVE] vordert. De vordering strekt ertoe te bewerkstelligen dat [de VVE] de beschikking krijgt over digitale archiefgegevens. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verplichting zoals de managementovereenkomst die omschrijft om “alle bescheiden, betrekking hebbend op het VVE management” ter beschikking te stellen aan [de VVE] redelijkerwijs de verplichting omvat om voor zover mogelijk toegang te geven tot in een softwaresysteem verwerkte gegevens.
4.5.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben aangevoerd dat [de B.V.] niet gehouden is mee te werken aan de overdracht van de gegevens in [softwareprgramma X], omdat het auteursrechtelijke eigendom daarvan berust bij [de B.V.]. Dit verweer kan niet tot afwijzing van de vordering leiden. Omdat [de B.V.] in haar contractuele verhouding met [de VVE] heeft afgesproken de administratie af te geven bij beëindiging van de overeenkomst, kan zij zich tegenover [de VVE] niet beroepen op het auteursrechtelijke eigendom van de gegevens in de situatie die zich nu voordoet.
4.6.
Voor zover [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] betogen dat [de VVE] heeft nagelaten de kosten te voldoen die waren verbonden aan het gebruik van [softwareprgramma X] en om die reden geen recht heeft op de gegevens die verwerkt zijn met gebruikmaking van [softwareprgramma X], kan dat betoog evenmin slagen. Nog daargelaten dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat de consequentie van niet-betaling is dat [de VVE] geen recht heeft op de gegevens, geldt dat de kantonrechter op 1 juli 2021 heeft geoordeeld dat [de VVE] niet gehouden was de door [de B.V.] gedeclareerde licentiekosten voor [softwareprgramma X] te betalen. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 4.4. van zijn vonnis overwogen dat partijen het erover eens zijn dat de licentiekosten zogenoemde “additionele kosten” in de zin van de managementovereenkomst zijn en verder dat voor de uitvoering en declaratie van die kosten voorafgaande toestemming van het bestuur van [de VVE] nodig was en dat van die toestemming niet is gebleken.
4.7.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben tot slot betoogd dat [de VVE] geen belang heeft bij haar vordering. Volgens [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] beschikt [softwareprgramma X] niet meer over de gegevens over het jaar 2020 en heeft [de VVE] met de PDF-bestanden die zij al heeft gekregen alles wat zij nodig heeft. Dat betoog overtuigt niet. [de VVE] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij – ook als boekjaar 2020 niet meer in de [softwareprgramma X]-omgeving beschikbaar zou zijn – belang heeft bij toegang tot het archief bij [softwareprgramma X] met de digitale administratie over de jaren 2018 en 2019. [de VVE] heeft aangevoerd dat de nieuwe beheerder, indien geen toegang wordt verschaft tot de gegevens in [softwareprgramma X], alle informatie opnieuw handmatig zal moeten invoeren, hetgeen een uiterst bewerkelijke klus is. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben dat niet weersproken. Daarnaast heeft [de VVE] de gerechtvaardigde wens om te verifiëren of de verstrekte informatie (in de PDF-bestanden) volledig en correct is.
4.8.
De conclusie van het voorgaande is dat op [de B.V.] de verplichting rust(te) mee te werken aan de verlening van toegang tot de in [softwareprgramma X] verwerkte administratieve gegevens. Omdat [de B.V.] is opgehouden te bestaan, zou de aangewezen route zijn om heropening van de vereffening te verzoeken op de voet van artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in dit geval niet van [de VVE] gevergd kan worden die route te volgen. Die route is omslachtig en kostbaar en zou er in dit geval louter toe strekken [de B.V.] een verklaring te laten afleggen, terwijl [de VVE] onweersproken heeft aangevoerd dat [softwareprgramma X] voor de overdracht van de gegevens genoegen neemt met een verklaring (handtekening) van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] , de voormalig indirect bestuurders van [de B.V.]. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben ter zitting desgevraagd verklaard hun medewerking aan de overdracht enkel te weigeren omdat zij de noodzaak daarvan niet in zien. Dit argument geeft, zoals onder 4.7. overwogen, geen goede reden om hun medewerking aan de verlening van toegang te weigeren, terwijl die medewerking eenvoudigweg met het plaatsen van een handtekening kan worden verleend. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] onder deze omstandigheden onrechtmatig handelen door hun medewerking aan het gevorderde te weigeren. De vordering zal dus worden toegewezen voor zover die zich richt tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] .
4.9.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
4.10.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van [de VVE] . Omdat de vordering tegen [de Maatschap] wordt afgewezen, zal [de VVE] worden veroordeeld in de kosten van dit geding van [de Maatschap] . [de Maatschap] heeft gezamenlijk met [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] verweer gevoerd; om die reden zullen haar kosten worden begroot op het verschil in griffierecht tussen een natuurlijk persoon en een rechtspersoon en op een (beperkte) vergoeding in de kosten van haar gemachtigde.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] om binnen vijf dagen na de betekening van dit vonnis de als productie 13 bij de dagvaarding overgelegde overeenkomst voor de overdracht van de administratie van [de VVE] bij [softwareprgramma X] te ondertekenen en deze vervolgens te mailen naar [email-adres] met afschrift aan [de VVE] , op straffe van een dwangsom van € 500,-- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] deze veroordeling niet nakomt/nakomen, met een maximum van € 10.000,--;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] in de kosten van dit geding aan de zijde van [de VVE] , tot dusverre begroot op € 1.821,39,--, waarvan € 1.016,-- aan salaris advocaat, € 676,-- aan griffierecht en € 129,39 aan dagvaardingskosten;
5.3.
veroordeelt [de VVE] in de kosten van dit geding aan de zijde van [de Maatschap] , tot dusverre begroot op € 858,--, waarvan € 358,-- aan griffierecht en € 500,-- aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2022.
hvd