6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. De verdachte is in de nacht de woning van de slachtoffers binnengedrongen, terwijl zij lagen te slapen. Het slachtoffer [slachtoffer 1] werd in haar slaapkamer door de verdachte overvallen. Zij werd in haar gezicht gestompt, kennelijk omdat de verdachte geld en sleutels wilde hebben. Haar partner [slachtoffer 2] lag in een andere kamer te slapen en werd wakker van het geschreeuw. Hij werd geconfronteerd met een man die zijn vrouw tot bloedens toe aan het stompen was. Het bed zat onder het bloed. Vervolgens werd ook hij door de verdachte geslagen met een hamer.
De verdachte heeft op een totaal onbezonnen en gewetenloze wijze excessief geweld toegepast en heeft daarbij zelfs een hamer gebruikt. Een woning behoort een veilige omgeving te zijn. Het is voor de slachtoffers zeer beangstigend geweest om midden in de nacht, terwijl zij sliepen, te worden geconfronteerd met het agressieve gedrag van de verdachte. Met het plegen van het bewezen verklaarde feit heeft de verdachte blijk ervan gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke integriteit van de slachtoffers, hun gezondheid, veiligheid en eigendommen. Slachtoffers van dergelijke feiten krijgen veelal te maken met psychische gevolgen die nog geruime tijd na het voorval hun leven beïnvloeden. Bovendien veroorzaken zulke feiten ook in de samenleving gevoelens van onveiligheid en onrust. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zeer aan.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte van 25 augustus 2022. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat deze niet soortgelijk zijn aan het in deze zaak bewezen verklaarde feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een Pro Justitia rapport van psycholoog
[naam] van 21 oktober 2022. De rapporteur concludeert dat de verdachte lijdt aan stoornis in cannabisgebruik, een stoornis in het gebruik van overige middelen en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline trekken. Op basis van vroeger ervaren ernstige affectieve en pedagogische deprivatie heeft de verdachte een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek ontwikkeld. Zijn leven was ongestructureerd, ongeorganiseerd en tamelijk doelloos. Desondanks had de verdachte het plan opgevat om zich aan te sluiten bij het Vreemdelingenlegioen, maar daarvoor moest hij afkicken van verdovende middelen. In zijn omgeving kon niemand hem financiële hulp bieden om het afkicken te kunnen realiseren. Dat werd door de verdachte ervaren als een afwijzing en de gevoelens van boosheid hierover voegden zich bij de (waarschijnlijk) onverwerkte negatieve gevoelens over de vroeger ervaren deprivatie. Dit culmineerde tot woede die een uitweg zocht via het bewezenverklaarde. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemd rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de bevindingen van de deskundige worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank volgt de psycholoog dan ook in de bevindingen en legt de daarop gebaseerde conclusies ten grondslag aan haar beslissing. Het onder 1 bewezen verklaarde feit zal de verdachte dus in verminderde mate worden toegerekend.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 10 november 2022. In het reclasseringsrapport wordt geconcludeerd dat het risico op recidive hoog is. De reclassering acht interventies vanuit een voorwaardelijk kader in zowel Nederland als Duitsland niet uitvoerbaar en niet verantwoord. De reclassering adviseert dan ook om geen bijzondere voorwaarden, maar een onvoorwaardelijke straf aan de verdachte op te leggen.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld een gevangenisstraf voor de duur van 3 tot 5 jaren, afhankelijk van het bij de woningoverval gebruikte geweld en wapen, de aanwezigheid van kwetsbare slachtoffers en in hoeverre sprake is van een samenwerkingsverband.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Ondanks het feit dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring is gekomen van het onder 2 ten laste gelegde feit, zal de rechtbank tot een zelfde straf komen als is geëist door de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 bewezen verklaarde feit, als het voltooid was geweest, in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf van 5 jaren zou rechtvaardigen. Strafverminderend werkt mee de omstandigheid dat het bij een poging is gebleven. Voorts heeft de rechtbank in strafmatigende zin rekening gehouden met het feit dat de verdachte zich schuldbewust heeft getoond en volledige verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen. Tot slot houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het feit dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was.
De rechtbank ziet, mede gelet op het advies van de reclassering, geen ruimte om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank heeft bij haar oordeel rekening gehouden met de omstandigheid dat resocialisatie zal plaatsvinden in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling, zodat de verdachte op die manier de op hem toegesneden hulp en begeleiding kan krijgen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.