Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Moldavische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.J. Portegies, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een beeldverbinding, waarbij de eiser aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk, J.P. Kent. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door mr. M. Janssen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring was opgelegd omdat er een risico bestond dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De eiser heeft betoogd dat hij niet op de hoogte was van zijn ongewenstverklaring, die op 14 maart 2018 was gepubliceerd in de Staatscourant. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van de ongewenstverklaring op de juiste wijze had plaatsgevonden, aangezien de eiser niet in Nederland kon worden uitgereikt op het moment van de bekendmaking. De rechtbank concludeerde dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagde en dat het beroep ongegrond was.
De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.