ECLI:NL:RBDHA:2022:12689
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening gezinshereniging en mvv-vereiste
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw, had een aanvraag voor een verblijfvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was gedaan met het doel om als gezinslid bij haar partner in Nederland te verblijven. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor uitzetting naar Spanje, waar zij zich volgens het bevel van de Staatssecretaris onmiddellijk naartoe moest begeven.
Tijdens de zitting op 8 juni 2022 was verzoekster niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.S. Maas. De Staatssecretaris was afwezig met bericht van verhindering. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar verzoek, gezien het uitzettingsbevel dat nog steeds van kracht is. De rechter heeft vervolgens de kans van slagen van het bezwaar beoordeeld, wat een voorlopig karakter heeft en de rechtbank niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
De voorzieningenrechter concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft afgewezen dat verzoekster vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste, omdat zij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. De rechter oordeelt dat de belangenafweging in dit geval in het nadeel van verzoekster uitvalt, en dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor haar om haar gezinsleven in Marokko of Spanje uit te oefenen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.