ECLI:NL:RBDHA:2022:12689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB 22/672
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening gezinshereniging en mvv-vereiste

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Marokkaanse vrouw, had een aanvraag voor een verblijfvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen gekregen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was gedaan met het doel om als gezinslid bij haar partner in Nederland te verblijven. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor uitzetting naar Spanje, waar zij zich volgens het bevel van de Staatssecretaris onmiddellijk naartoe moest begeven.

Tijdens de zitting op 8 juni 2022 was verzoekster niet aanwezig, maar werd zij vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. J.S. Maas. De Staatssecretaris was afwezig met bericht van verhindering. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar verzoek, gezien het uitzettingsbevel dat nog steeds van kracht is. De rechter heeft vervolgens de kans van slagen van het bezwaar beoordeeld, wat een voorlopig karakter heeft en de rechtbank niet bindt in een eventuele bodemprocedure.

De voorzieningenrechter concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft afgewezen dat verzoekster vrijgesteld kan worden van het mvv-vereiste, omdat zij niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf. De rechter oordeelt dat de belangenafweging in dit geval in het nadeel van verzoekster uitvalt, en dat er geen objectieve belemmeringen zijn voor haar om haar gezinsleven in Marokko of Spanje uit te oefenen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/672

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] , geboren op [1993] , van Marokkaanse nationaliteit, uit [plaats] , verzoekster, V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.S. Maas),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 januari 2022 heeft verweerder een aanvraag voor een verblijfvergunning regulier voor bepaalde tijd met als doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ” afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 8 juni 2002 op zitting behandeld. Verzoekster is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Bij besluit van 10 januari 2022 heeft verweerder aan verzoekster opgedragen om zich onmiddellijk naar het grondgebied van Spanje te begeven en meegedeeld dat als dit bevel niet wordt nageleefd, zij kan worden uitgezet. Dit bevel is nog steeds van kracht. Dat betekent dat verzoekster nog steeds de verplichting heeft om aan dit bevel gevolg te geven. De omstandigheid dat verweerder op dit moment niet actief aan haar uitzetting werkt, doet aan deze verplichting niet af. De voorzieningenrechter is aldus van oordeel dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van haar verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2. De voorzieningenrechter beoordeelt voorts of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dit oordeel heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat verzoekster niet beschikt over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De uitzetting van verzoekster is volgens verweerder niet in strijd met het recht op gezinsleven dat zij in Nederland uitoefent. Volgens verweerder valt de belangenafweging in dit verband uit in het nadeel van verzoekster. Er is volgens verweerder dan ook geen aanleiding geweest om verzoekster vrij te stellen van het zogenoemde mvv-vereiste.
Verzoekster stelt dat zij aan alle voorwaarden voldoet voor verlening van de gevraagde vergunning. Volgens haar heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom de belangenafweging in haar nadeel uitvalt en waarom verweerder dus vasthoudt aan het mvv-vereiste.
4. Het is niet in geschil dat verzoekster niet beschikt over een mvv. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder, bij weging van de betrokken belangen, aanleiding had moeten zien om verzoekster vrij te stellen van het mvv-vereiste. De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
5. Niet ten onrechte heeft verweerder aangevoerd dat verzoekster sinds haar verblijf
in Nederland nimmer een verblijfsvergunning heeft gehad. In die omstandigheid is zij in Nederland een gezinsleven gaan uitoefenen. De gevolgen van die keuze dienen voor rekening en risico van verzoekster te blijven. Verweerder heeft verder niet ten onrechte aangevoerd dat er geen objectieve belemmering bestaat voor verzoekster om haar gezinsleven in Marokko of Spanje uit te oefenen. In beide landen heeft zij een verblijfsrecht. Het is niet gebleken dat haar partner zich niet bij haar in Marokko of Spanje zou kunnen voegen. Ook is het mogelijk om het gezinsleven op afstand invulling te geven, in het geval haar partner in Nederland zou blijven. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster onvoldoende gemotiveerd dat het voor haar onmogelijk of onevenredig bezwarend is om naar Spanje of Marokko te gaan om daar een mvv aan te vragen. De omstandigheid dat zij onlangs is bevallen en dat zij naar haar zeggen in Marokko en Spanje geen onderdak, inkomen en netwerk heeft, volstaat in dit verband niet. Verder hoeft verweerder niet in het voordeel van verzoekster een doorslaggevend gewicht toe te kennen aan de omstandigheden dat zij goed Nederlands spreekt en dat zij
geen gevaar vormt voor de openbare orde.
6. De voorzieningenrechter is vooralsnog van oordeel dat verweerder alle relevante
gegevens en belangen in de belangenafweging betrokken. Verweerder heeft niet ten onrechte de belangenafweging in het nadeel van verzoekster laten uitvallen.
7. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen heeft. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 78 van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.P. Bruins-Langedijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
10 juni 2022.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.