ECLI:NL:RBDHA:2022:12672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/09/635547 / KG RK 22-1179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 28 september 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die bijgestaan werd door een advocaat in de onderliggende hoofdzaken, diende een wrakingsverzoek in naar aanleiding van een procedurele beslissing van de rechter. Het wrakingsverzoek was ingediend op 21 september 2022, waarbij verzoeker om uitstel vroeg van de geplande mondelinge behandeling op 3 oktober 2022, en daarbij een beroep deed op wraking. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. In dit geval was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverden.

De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om het verzoek om uitstel niet te honoreren een procedurele beslissing was, en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet toestaat dat een (tussen)beslissing als grond voor wraking wordt gebruikt. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek kennelijk ongegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/62
zaak- /rekestnummer: C/09/635547 / KG RK 22-1179
Beslissing van 28 september 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. P.M. de Keuning,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 21 september 2022.
1.2.
In de onderliggende hoofdzaken wordt verzoeker bijgestaan door een advocaat. Het wrakingsverzoek is niet door deze advocaat ingediend en de betreffende advocaat heeft per e-mail van 26 september 2022 bericht dat hij verzoeker in de wrakingszaak niet bijstaat.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Bij e-mail van 21 september 2022 heeft verzoeker uitstel gevraagd van de mondelinge behandeling die op 3 oktober 2022 gepland staat en schrijft hij dat hij een beroep doet op wraking. Verzoeker noemt in zijn e-mail alleen uitsluitend de zaak met kenmerk SGR AWB 21/3653. Op de zitting van 3 oktober 2022 wordt door de rechter niet alleen de zaak met kenmerk SGR 21/3653, maar ook de zaak met kenmerk SGR AWB 21/4000 behandeld. Uit de inhoud van het wrakingsverzoek is af te leiden dat het wrakingsverzoek ook op deze andere zaak betrekking heeft. De wrakingskamer gaat daarvan uit.
2.2.
Het verzoek strekt dus tot wraking van de rechter in de zaken met nummer SGR AWB 21/3653 en SGR AWB 21/4000 tussen verzoeker en het College van burgemeester en wethouders van [gemeente] (hierna: de hoofdzaken).

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Uit de dossiers in de hoofdzaken blijkt dat de advocaat van verzoeker per e-mail van 16 september 2022 aanhouding van de zitting van 3 oktober 2022 heeft gevraagd, omdat verzoeker vanwege “een recente medische ontdekking” niet bij de mondelinge behandeling aanwezig kan zijn. Dit verzoek is bij brief van 20 september 2022 afgewezen, omdat op basis van de summiere informatie in het verzoek van 16 september 2022 niet kan worden geconcludeerd dat er een gewichtige reden is op basis waarvan uitstel moet worden verleend.
3.3.
Uit de e-mail van verzoeker van 21 september 2022, waarin het wrakingsverzoek is opgenomen, leidt de wrakingskamer af dat verzoeker zich niet kan vinden in deze beslissing. Verzoeker vraagt nogmaals de zitting te verplaatsen en stelt dat als de zitting wel doorgaat, de zitting ongeldig is, omdat hij een beroep doet op wraking. Ook het herhaalde uitstelverzoek is niet gehonoreerd.
3.4.
De beslissing om een verzoek om uitstel niet te honoreren is een procedurele beslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Dit kan anders zijn, als de motivering van de tussenbeslissing zodanig gebrekkig is dat deze grond vormt voor wraking. Ook hierbij is uitgangspunt dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is alleen anders als de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Dat is hier niet aan de orde. Dit betekent dat het wrakingsverzoek (kennelijk) ongegrond is.
3.5.
Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
  • verzoeker;
  • de wederpartij in de hoofdzaak;
  • de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.