Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
- verzoeker;
- de wederpartij in de hoofdzaak;
- de rechter.
Rechtbank Den Haag
Op 28 september 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die bijgestaan werd door een advocaat in de onderliggende hoofdzaken, diende een wrakingsverzoek in naar aanleiding van een procedurele beslissing van de rechter. Het wrakingsverzoek was ingediend op 21 september 2022, waarbij verzoeker om uitstel vroeg van de geplande mondelinge behandeling op 3 oktober 2022, en daarbij een beroep deed op wraking. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was, omdat een rechter alleen gewraakt kan worden als er omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen. In dit geval was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverden.
De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om het verzoek om uitstel niet te honoreren een procedurele beslissing was, en dat deze beslissing op zichzelf geen grond voor wraking kon vormen. De wrakingskamer benadrukte dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen niet toestaat dat een (tussen)beslissing als grond voor wraking wordt gebruikt. De wrakingskamer kwam tot de conclusie dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek kennelijk ongegrond was. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.