ECLI:NL:RBDHA:2022:12668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
C/09/634093 / KG RK 22-1066
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedures

Op 1 september 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich richtte tegen mr. E.E. Schotte, rechter in de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van de zaken SGR 19/3665 en SGR 19/3667, waarin verzoekster betrokken was tegen de inspecteur van de Belastingdienst. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat administratieve medewerkers beslissingen hadden genomen die voorbehouden waren aan de rechter, en dat er onregelmatigheden waren die nadelig waren voor haar zaken. Ze vreesde dat de rechter niet met een open geest zou kunnen oordelen.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. Het verzoek van verzoekster was te algemeen en bevatte geen concrete onderbouwing van haar beschuldigingen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten en verklaarde het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat leidde tot vertraging van de rechtsgang. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster het middel van wraking misbruikte en besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze procedures niet meer in behandeling zou worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De wrakingskamer bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaken voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/46
zaak- /rekestnummer: C/09/634093 / KG RK 22-1066
Beslissing van 1 september 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. E.E. Schotte,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 23 augustus 2022.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers SGR 19/3665 en SGR 19/3667 tussen verzoekster en de inspecteur van de Belastingdienst.
2.2.
Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat gebleken is dat de rechter een oogje dichtkneep voor het niet voldoen aan de Algemene wet bestuursrecht door het ‘afhandelingspersoneel’. Het bleek volgens verzoekster dat de beslissing die essentieel is voor de voortgang van de zaak en die voorbehouden had moeten zijn aan de rechter, is genomen door een aantal administratieve medewerkers, die zich lijken te hebben laten leiden door misvattingen en persoonlijke afkeer. Volgens verzoekster waren er ook andere gevallen waarin haar zaken werden behandeld in afwijking van de gevestigde praktijk, zijn er onregelmatigheden geweest die nadelig zijn voor de zaken en kreeg ze geen essentiële informatie. Verzoekster stelt dat het de verantwoordelijkheid is van de rechter om ervoor te zorgen dat de appellant voldoende toegang tot de rechter heeft en de mogelijkheid heeft om de zaak voor te leggen en commentaar te geven. Dit draagt bij aan de bezorgdheid van verzoekster dat de rechter de zaak mogelijk niet met een open geest kan behandelen en mogelijk bevooroordeeld is.

3.De beoordeling

3.1.
In de onder 2.1 genoemde zaken (hierna: de hoofdzaken) was een mondelinge behandeling gepland ten overstaan van de rechter op 23 augustus 2022. Deze mondelinge behandeling is door het ingediende wrakingsverzoek niet doorgegaan. In het verzoekschrift noemt verzoekster de zaaknummers van de hoofdzaken en stelt zij dat ze de rechter die de hoofdzaken “en andere indien van toepassing” die dag op zitting behandelt wraakt. Uit navraag bij team Belastingrecht is gebleken dat de rechter op 23 augustus 2022 alleen de hoofdzaken ter zitting zou behandelen. Het wrakingsverzoek is derhalve alleen in die zaken ingediend.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.3.
Het verzoek is in algemeenheden gesteld en bevat verwijten aan de rechter, die niet door verzoekster worden geconcretiseerd. Op geen enkele wijze verduidelijkt verzoekster op welke voorvallen zij met haar verwijten precies doelt. Onderbouwing daarvan ontbreekt evenzeer. Een algemene verwijzing naar eerdere ‘voorvallen’, naar het schijnt in andere procedures en waarbij mogelijk andere rechters betrokken waren, kan in deze hoofdzaken nu geen grond voor wraking van de behandelend rechter opleveren. Het verzoek voldoet daarmee niet aan de vereisten van de wet.
3.4.
Dit betekent dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is. Voor een behandeling van het verzoek ter terechtzitting bestaat hierom geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het vorenstaande niet toegekomen.
3.5.
Verzoekster heeft in deze procedures reeds meerdere wrakingsverzoeken ingediend. Naast dit verzoek heeft zij op 13 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend, dat op 16 mei 2022 is ingetrokken. Ook op 16 november 2019 heeft zij een verzoek tot wraking ingediend van de rechter die destijds de hoofdzaken behandelde. Dit verzoek is bij beslissing van 3 februari 2020 afgewezen. Al deze wrakingsverzoeken hebben geleid tot vertraging van de rechtsgang. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoekster het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de hoofdzaken niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat de behandeling van de onder 2.1 vermelde procedures wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de onder 2.1 vermelde procedures niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
 verzoekster;
 de rechter;
 de wederpartij in de hoofdzaken.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, S.M. Krans en J. Brandt, in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Diephuis-Timmer en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.