ECLI:NL:RBDHA:2022:12668
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedures
Op 1 september 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die zich richtte tegen mr. E.E. Schotte, rechter in de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van de zaken SGR 19/3665 en SGR 19/3667, waarin verzoekster betrokken was tegen de inspecteur van de Belastingdienst. Verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig was, omdat administratieve medewerkers beslissingen hadden genomen die voorbehouden waren aan de rechter, en dat er onregelmatigheden waren die nadelig waren voor haar zaken. Ze vreesde dat de rechter niet met een open geest zou kunnen oordelen.
De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. Het verzoek van verzoekster was te algemeen en bevatte geen concrete onderbouwing van haar beschuldigingen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet voldeed aan de wettelijke vereisten en verklaarde het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. Bovendien werd opgemerkt dat verzoekster in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend, wat leidde tot vertraging van de rechtsgang. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster het middel van wraking misbruikte en besloot dat een volgend verzoek tot wraking in deze procedures niet meer in behandeling zou worden genomen.
De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De wrakingskamer bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaken voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.