ECLI:NL:RBDHA:2022:12660

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
22/865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en rechtmatig verblijf van vreemdeling met EU-partner

Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H.K. Jap A Joe, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit dat op 20 januari 2022 door verweerder was opgelegd, omdat zij niet rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres de Europese Unie binnen 28 dagen moet verlaten.

Eiseres voerde aan dat verweerder het terugkeerbesluit had moeten intrekken, omdat zij gezinsleven onderhoudt met een EU-langdurig ingezetene en in verwachting is van hun tweede kind. Daarnaast had zij op 11 maart 2022 een verblijfsvergunning aangevraagd, wat volgens haar rechtmatig verblijf zou betekenen. De rechtbank oordeelde echter dat het terugkeerbesluit terecht was opgelegd, aangezien eiseres op het moment van de beslissing geen rechtmatig verblijf had.

De rechtbank benadrukte dat de enkele stelling van eiseres dat zij een man en kind in Nederland heeft, niet voldoende was om af te zien van het opleggen van het terugkeerbesluit. De echtgenoot van eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit, waardoor eiseres geen afgeleid verblijfsrecht heeft. De aanvraag voor verblijf die na het terugkeerbesluit was ingediend, deed hier niets aan af. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderingen van toepassing waren die het terugkeerbesluit ongeldig zouden maken.

De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Eiseres kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten, en het proces-verbaal werd op dezelfde dag verzonden naar de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/865
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder)

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van verweerder van 20 januari 2022 op 9 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de echtgenoot van eiseres en de gemachtigde van eiseres.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

Op 20 januari 2022 heeft verweerder eiseres een terugkeerbesluit opgelegd omdat is gebleken dat zij niet rechtmatig in Nederland verblijft. Eiseres moet de Europese Unie binnen 28 dagen verlaten. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiseres meent dat verweerder van het terugkeerbesluit had moeten afzien omdat zij gezinsleven onderhoudt met een EU-langdurig ingezetene - dhr. [A] - en dat zij samen een kind hebben. Eiseres is in verwachting van hun tweede kind. Verder wijst eiseres erop dat zij op 11 maart 2022 een verblijfsvergunning heeft aangevraagd. Daarom heeft zij (nu) rechtmatig verblijf.
2. Uit artikel 3, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn en uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een terugkeerbesluit niet meer omvat dan de administratieve vaststelling dat de vreemdeling onrechtmatig in Nederland verblijft en dat volgens de toepasselijke wettelijke bepalingen op hem de verplichting tot vertrek rust. [1]
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het terugkeerbesluit heeft mogen opleggen. Niet in geschil is dat eiseres geen rechtmatig verblijf in Nederland had toen het terugkeerbesluit werd opgelegd. Verweerder is dan in beginsel verplicht om een terugkeerbesluit op te leggen met een vertrektermijn van 28 dagen. [2] Dit is alleen anders als er sprake is van één van de uitzonderingen genoemd in artikel 62a, eerste lid, van de Vw. Niet in geschil is dat er geen sprake is van een dergelijke situatie.
4. De enkele stelling dat eiseres een man en kind in Nederland heeft en dat zij zwanger is, maakt niet dat verweerder gehouden was af te zien van het opleggen van een terugkeerbesluit. De echtgenoot van eiseres heeft de Marokkaanse nationaliteit. Daarmee staat vast dat eiseres geen afgeleid verblijfsrecht heeft. Dat eiseres inmiddels een aanvraag heeft ingediend voor verblijf bij haar partner doet aan het voorgaande niet af. Deze aanvraag is immers ingediend nadat het terugkeerbesluit is uitgevaardigd. De ter zitting naar voren gebrachte omstandigheid dat de echtgenoot van eiseres een verzoek tot naturalisatie heeft ingediend leidt evenmin tot een andere beslissing omdat deze aanvraag ook dateert van na het terugkeerbesluit
.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2022 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
de griffier is verhinderd om het
proces-verbaal te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 17 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2677.
2.Zie artikel 62 in samenhang met artikel 62a van de Vreemdelingenwet 2000.