Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verzoeker] , verzoeker V-nummer: [V-nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M. Terpstra, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 13 mei 2022 was genomen, weigerde de aanvraag op de grond dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 mei 2022 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De rechter heeft overwogen dat er geen aanleiding was om de gevraagde voorziening te treffen, aangezien de rechtbank op dat moment al op het beroep had beslist. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. Echter, in het kader van de bodemzaak heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verzoeker, vastgesteld op € 759,-. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de verzoeker een toevoeging had ontvangen, wat betekent dat de proceskostenvergoeding aan de rechtsbijstandverlener moest worden betaald.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.