In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. F.C. Stoop en mr. drs. M.A.M. Karsten, heeft een beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat hij zou worden overgedragen aan Frankrijk. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij psychische problemen heeft en er op dat moment geen medische diagnose beschikbaar was. Tijdens de zitting op 28 juni 2022 heeft de gemachtigde van verzoeker toegelicht dat de overdracht onomkeerbare gevolgen voor zijn gezondheid zou kunnen hebben. Verweerder, vertegenwoordigd door mr. R.R. de Groot, heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verzoeker niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat er een beslissing is genomen op het beroep tegen het bestreden besluit. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1.518,00. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen benadrukt dat er tussen partijen geen geschil bestaat over de psychische problemen van verzoeker en dat er op dat moment geen medische diagnose was vastgesteld. De zaak zal worden voortgezet op de zitting van 12 juli 2022. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze uitspraak.