ECLI:NL:RBDHA:2022:12641
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening met betrekking tot Tsjechië en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank oordeelde dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser, die in 2020 asiel had aangevraagd, was eerder overgedragen aan Tsjechië, maar had in december 2021 opnieuw een asielaanvraag ingediend in Nederland. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 juni 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
Eiser betoogde dat hij in Tsjechië slachtoffer was geworden van geweldsincidenten en dat hij daar niet effectief kon klagen bij de autoriteiten. Hij stelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing was, omdat hij vreesde voor zijn veiligheid en niet de medische zorg kreeg die hij nodig had. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht had geoordeeld dat Tsjechië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van structurele problemen in de asielprocedure in Tsjechië.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 29 juni 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.