Overwegingen
1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser meent dat hij op verkeerde grondslag is opgehouden. Hij is in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid en onder a, van de Vw, dat is de grondslag voor vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland. Dit rijmt zich niet met de ophouding op grond van artikel 50a van de Vw. Eiser stelt zich op het standpunt dat de ophouding of de maatregel van bewaring op onjuiste grondslag is gebaseerd, wat beide leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring.
3. Verweerder heeft ter zitting erkend dat eiser op onjuiste grondslag is opgehouden. Nu eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, had hij niet op grond van artikel 50a van de Vw opgehouden mogen worden. De rechtbank constateert dat hiermee sprake is van een gebrek in het voortraject. Een dergelijk gebrek maakt de bewaring echter pas onrechtmatig als de daarmee gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. De te maken belangenafweging valt in het voordeel van verweerder uit. De rechtbank wijst in dat verband op wat hierna wordt overwogen. Daarbij is verder van belang dat op eiser al een langere tijd een vertrekplicht rust, maar dat hij daar geen gehoor aan heeft gegeven. Verder geldt wel dat verweerder de maatregel van bewaring op de juiste grondslag heeft gebaseerd.
4. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware grondenvermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;- 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;- 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte grondenvermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;- 4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
5. Eiser heeft zijn schriftelijk ingediende beroepsgronden tegen de zware gronden 3b en 3c ter zitting ingetrokken. Ten aanzien van de zware grond 3a stelt eiser dat hij door de Belgische autoriteiten is overgedragen aan Nederland, maar dit was niet uit vrije wil. De grond kan hem daarom niet worden tegengeworpen. Ten aanzien van de zware grond 3d stelt eiser dat hij zijn documenten is kwijtgeraakt. Dit betekent echter niet dat hij niet meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Eiser kan zich ook niet verenigen met zware grond 3e, nu hij in het gehoor geen tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over zijn identiteit, nationaliteit en reisroute. Wat betreft de zware grond 3f voert eiser aan dat hij zijn documenten is kwijtgeraakt. Wat betreft de lichte gronden 4a, 4c, 4d en 4e stelt eiser dat deze weliswaar juist zijn, maar niet kunnen leiden tot een gevaar op onderduiken. Tot slot stelt eiser nog dat hij niet de kans heeft gehad om zich te melden bij de Korpschef, nu hij is overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten.
6. Eiser beschikt niet over identificerende documenten of een visum, wat betekent dat eiser Nederland in eerste instantie op illegale wijze is ingereisd. Dit mag eiser worden tegengeworpen en maakt de zware grond 3a feitelijk juist. Verder blijkt, ondanks de stelling van eiser dat hij het heeft geprobeerd, niet van enige pogingen om identificerende documenten te verkrijgen. De zware grond 3d is tevens feitelijk juist.
7. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. De rechtbank zal dan ook niet ingaan op de beroepsgronden die zijn gericht tegen de overige zware en lichte gronden.
8. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, ook los van wat eiser zelf aanvoert, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Als gevolg van het eerder geconstateerde gebrek ziet de rechtbank in het licht van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen
van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1).