ECLI:NL:RBDHA:2022:12634

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
NL22.10160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit met betrekking tot de nationaliteit van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 13 mei 2022, waarin werd bepaald dat hij terug moest keren naar Tunesië. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 juni 2022, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claim van Algerijnse nationaliteit en dat verweerder terecht Tunesië als land van terugkeer heeft vermeld in het besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder een verklaring heeft ondertekend waarin hij aangeeft de Tunesische nationaliteit te bezitten. Ondanks het feit dat de Tunesische autoriteiten hebben aangegeven dat de eiser niet in hun systemen voorkomt, heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris de terugkeer naar Tunesië kan handhaven totdat er meer duidelijkheid is over de nationaliteit van de eiser. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2022.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22. l 0160
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Lotfi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en is geboren op [geboortedag] 1991.
2. Eiser voert aan dat uit het terugkeerbesluit onvoldoende bljjkt naar welk land hij moet terugkeren. In het terugkeerbesluit staat vermeld dat hij naar Tunesië moet terugkeren, maar dit is feitelijk onjuist. Al op 8 maart 2022 was duidelijk dat eiser niet naar Tunesië kan terugkeren, omdat hij daar njet voorkomt in de systemen en zijn nationaliteit niet door de Tunesische autoriteiten is bevestigd. Nu niet ondubbelzinnig uit het terugkeerbesluit blijkt naar welk land eiser moet terugkeren, is geen sprake van een terugkeerbesluit waarop een maatregel van bewaring kan worden gebaseerd. Verweerder handelt verder niet voortvarend aan zijn uitzetting.
3. De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling van de grond van eiser ten aanzien van de voortgang van zijn uitzetting in het onderhavige beroep gericht tegen het terugkeerbesluit niet ter beoordeling voorligt.
4. De rechtbank overweegt verder dat uit jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Afdeling bestuursrechtspraakvan de Raad van State I volgt dat in een terugkeerbesluit het land van terugkeer moet worden opgenomen. Uit het dossier blijkt dat eiser in Nederland op 24 januari 2021 een asielaanvraag heeft ingediend en daarbij heeft opgegeven dat hij de Tunesische nationaliteit heeft. Ook heeft eiser op 15 december 2021 een verklaring omtrent identiteit ondertekend, waarin hij heeft aangegeven dat hij de Tunesische nationaliteit heeft. Verweerder is daarom bij eiser van de Tunesische nationaliteit uitgegaan en heeft in het kader van een eerder opgelegde maatregel van bewaring ten aanzien van eiser op 27 januari 2022 schriftelijk een laisser-paissez aanvraag ingediend bij de Tunesische autoriteiten, waarbij zijn vingerafdrukken zijn meegestuurd. Verweerder heeft op 8 maart 2022 bericht ontvangen van de Tunesische autoriteiten dat uit onderzoek is gebleken dat eiser niet in de systemen voorkomt.. Eiser heeft vervolgens tijdens het gehoor voorafgaand aan het terugkeerbesluit op 13 mei 2022 verklaard dat hij niet de Tunesische, maar de Algerijnse nationaliteit heeft. Verweerder heeft op 13 mei 2022 aan eiser het terugkeerbesluit opgelegd en daarin bepaald dat eiser terug dient te keren naar Tunesië.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder gelet op de door eiser ondertekende verklaring omtrent identiteit van 15 december 2021 terecht in het terugkeerbesluit Tunesië als land van terugkeer heeft vermeld. Daarbij is verder van belang dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft en dat niet is gebleken dat hij enige actie heeft ondernomen om documenten te verkrijgen die dit kunnen onderbouwen. Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zijn moeder kan bellen, maar niet is gebleken dat hij contact heeft opgenomen om dergelijke documenten verkrijgen. Verweerder heeft er daarbij terecht op gewezen dat eiser naast officiële documenten ook door middel van bijvoorbeeld documenten van een onderwijsinstelling zijn nationaliteit aannemelijk kan maken. Verder is van belang dat verweerder heeft toegelicht dat de telefoon van eiser is ingenomen om deze uit te lezen en nader te onderzoeken of eiser op basis van de aangetroffen informatie nogmaals kan worden gepresenteerd aan de Tunesische autoriteiten, eventueel dit keer in persoon. Gelet op het voorgaande volgt de rechtbank dat verweerder ondanks het bericht van de Tunesische autoriteiten dat eiser niet voorkomt in de systemen, terugkeer naar Tunesië aanhoudt. Mocht uit het onderzoek blijken dat eiser niet de Tunesische nationaliteit heeft, dan kan verweerder met een aanvullend terugkeerbesluit het land van herkomst in het terugkeerbesluit aanpassen. Als eiser de uitkomst van het onderzoek naar zijn identiteit niet wenst af te wachten omdat hij een andere nationaliteit heeft, dan is het aan hem om zijn nationaliteit met stukken te onderbouwen of mee te werken aan het identiteitsonderzoek. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1 Uitspraken van respectievelijk 14 mei 2020 (ECLl:EU:C:2020:367) en 2juni 2021
(ECLI:NL:RVS :202 l: 1155).

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27juni2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraakvan de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.