ECLI:NL:RBDHA:2022:12632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
NL22.9829
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling in het kader van de Dublinverordening met betrekking tot suïcide uitingen en medische zorg in detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. Eiser is op 22 mei 2022 in bewaring gesteld op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat er een concreet aanknopingspunt was voor een overdracht aan Oostenrijk volgens de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft gevraagd. Tijdens de zitting op 7 juni 2022 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunten toegelicht. Hij heeft onder andere aangevoerd dat hij suïcidale uitingen heeft gedaan tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling, en dat de verbalisant hier niet adequaat op heeft gereageerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verbalisant de situatie correct heeft ingeschat en dat er geen aanleiding was om de suïcidale uitlatingen van eiser zwaarder te laten wegen dan de noodzaak van de bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet detentieongeschikt is verklaard en dat de medische zorg in het detentiecentrum voldoende is, ondanks de verwijzing naar een artikel in Trouw. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9829
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. de Schutter), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer Lotfi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden 3a en 3b niet heeft bestreden. Deze zware gronden kunnen de maatregel van bewaring al dragen. De overige beroepsgronden gericht tegen de gronden van de maatregel van bewaring behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
4. Eiser voert aan dat dat hij tijdens het gehoor voor de inbewaringstelling suïcidale uitingen heeft gedaan. De verbalisant heeft daar niet accuraat op gereageerd. Er was sprake van een psychische noodsituatie en dit had volgens eiser ten minste moeten worden betrokken bij de motivering van de beslissing om aan eiser geen lichter middel op te leggen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Het proces verbaal van het gehoor voor de inbewaringstelling vermeldt het volgende:

Eiser: Ik heb daar helemaal niets. Ik wil daar niet zijn. Ik wil gewoon een beter leven. Ik wil hier werken. Ik ga nog liever dood in Nederland, dan dat ik naar Oostenrijk moet gaan. Stuur mij maar weg, maar niet naar Oostenrijk. Want dan ga ik me zelf wat aandoen.
Verbalisant: U moet deze taal niet naar mij uitslaan en normaal doen. Het is uw eigen beslissing om naar Nederland te gaan. U moet even normaal praten.
Eiser: Oké. Maar ik wil gewoon niet naar Oostenrijk.
6. Naar aanleiding van deze verklaringen in het gehoor voor de inbewaringstelling heeft de rechtbank om opheldering gevraagd over de achtergrond van deze uitlatingen. De desbetreffende verbalisant heeft in een aanvullend proces-verbaal aangegeven dat de verklaring van eiser op hem over kwam als een laatste poging om zijn overdracht aan Oostenrijk te frustreren en dat er voor hem geen enkele reden was om de uitspraak van eiser zwaarder te laten wegen dan enkel de poging om onder zijn inbewaringstelling uit te komen.
7. De rechtbank overweegt dat de verbalisant vanuit zijn functie geacht moet worden een inschatting te kunnen maken van de ernst van deze uitlatingen van eiser. Gelet op het verdere verloop van het gehoor, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal, en in het bijzonder gelet op de opmerking van eiser “Oké. Maar ik wil gewoon niet naar Oostenrijk” acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de verbalisant de psychische toestand van eiser onjuist heeft ingeschat. De rechtbank overweegt in dit verband nog dat uit het proces- verbaal ook blijkt dat eiser is gevraagd naar zijn gezondheidstoestand en dat hij toen niet heeft gesproken over zijn suïcidale gedachten, maar alleen heeft gemeld dat hij last heeft van nierstenen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eisers suïcidale uitlating te betrekken bij de motivering van het lichter middel.
Medische zorg in het detentiecentrum
8. Eiser voert aan dat de medische zorg in het detentiecentrum niet gelijk is aan die in de vrije maatschappij, zoals verweerder in de maatregel van bewaring stelt. Eiser verwijst hierbij naar een artikel van Trouw, van 21 maart 2022: ‘Gezond erin, ziek eruit, gebrekkige zorg in vreemdelingendetentie’.
9. De rechtbank overweegt dat eiser niet detentieongeschikt is verklaarden dat hij in het politiecellencomplex twee keer is bezocht door een arts. De informatie uit het artikel van Trouw is te algemeen om aan te nemen dat eiser geen of onvoldoende zorg krijgt in het detentiecentrum. Voor zover eiser van mening is dat hij niet de juiste zorg krijgt in het detentiecentrum, dient hij dit in het detentiecentrum aan te kaarten.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 juni 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.