ECLI:NL:RBDHA:2022:12630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
NL22.8565 en NL22.8548
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanvullend terugkeerbesluit en maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd aan eiseres, die van Surinaamse nationaliteit is. Eiseres heeft tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het verkeerde land van terugkeer is genoemd, namelijk Nigeria in plaats van Suriname. De rechtbank heeft het beroep behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat er geen zicht op uitzetting naar Nigeria bestaat, aangezien eiseres al lange tijd in Nederland verblijft en eerdere pogingen om een laissez-passer van de Nigeriaanse autoriteiten te verkrijgen zijn mislukt. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet heeft aangetoond dat er sinds de laatste aanvraag in 2015 nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een nieuwe aanvraag kans van slagen zouden geven. Daarom oordeelt de rechtbank dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is en dat eiseres recht heeft op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming.

De rechtbank kent eiseres een schadevergoeding toe van € 1.330,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.8565 en NL22.8548
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen [eiseres], eiseres
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2022 (bestreden besluit 1) heeft verweerder aan eiseres een aanvullend terugkeerbesluit opgelegd. Verweerder heeft op diezelfde dag aan eiseres de maatregel van bewaring (bestreden besluit 2) op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit 2 moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw P. Berry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Surinaamse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1965.
Bestreden besluit 1
2. Eiseres voert ten aanzien van het aanvullend terugkeerbesluit aan dat het verkeerde land van terugkeer is genoemd. Verweerder gaat uit van Nigeria, terwijl eiseres stelt dat zij uit Suriname afkomstig is.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Het aanvullend terugkeerbesluit heeft als enige toevoeging ten opzichte van een eerder aan eiseres opgelegd terugkeerbesluit dat het land waarnaar eiseres dient terug te keren is vermeld. Verweerder heeft voldoende
aanknopingspunten, zoals de uitkomsten van een taalanalyse, om te bepalen dat eiseres terug dient te keren naar Nigeria. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanvullend terugkeerbesluit, gelet op het doel daarvan, zoals dat is vastgesteld in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 juni 20211, niet onrechtmatig. De beroepsgrond slaagt niet.
Bestreden besluit 2
4. De belangrijkste beroepsgrond gericht tegen de maatregel van bewaring betreft de vraag of er voor eiseres zicht op uitzetting bestaat naar Nigeria. De rechtbank bespreekt deze beroepsgrond daarom als eerste.
5. Eiseres voert aan dat er geen zicht op uitzetting is naar Nigeria. Ze is naar eigen zeggen al ruim 27 jaar in Nederland en het is al meerdere keren mislukt om van de Nigeriaanse autoriteiten een laissez-passer (LP) te verkrijgen. In 2003 is eiseres uitgezet naar Nigeria, maar enkele dagen later is ze teruggekeerd naar Nederland. De laatste LP- aanvraag van eiseres dateert uit 2015, deze is afgewezen. Volgens eiseres kan een nieuwe LP-aanvraag niet leiden tot afgifte van een LP, omdat er sinds 2015 geen nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom dit anders zou zijn. Daarnaast is eiseres in 2020 gepresenteerd aan de Nigeriaanse autoriteiten. Volgens eiseres zou uit deze presentatie ook gebleken zijn dat de Nigeriaanse autoriteiten haar niet kennen.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er aanleiding is om een nieuwe LP- aanvraag op te starten. Ten eerste omdat de LP-aanvraag van 2015 gedateerd is. Het antwoord op de LP-aanvraag in 2020 is niet meer afgewacht, omdat de LP-aanvraag na de presentatie bij de Nigeriaanse autoriteiten niet is voortgezet. Daarnaast heeft eiseres verschillende aliassen, wat het voor verweerder lastig maakt om onderzoek te doen. Daarbij merkt verweerder op dat eiseres zelf geen poging heeft gedaan om haar identiteit aan te tonen, wat wel van haar verwacht mag worden. Vreemdelingenbewaring is het enige instrument dat verweerder heeft om uitzetting van eiseres te realiseren. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hem een kans moet worden geboden om een onderzoek op te starten en de resultaten hiervan af te wachten.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Zoals de ABRvS heeft overwogen in de uitspraak van 22 april 20142, is inbewaringstelling in strijd met artikel 59 van de Vw indien zicht op uitzetting ontbreekt. Voor het zicht op uitzetting is mede bepalend of de autoriteiten van het land van herkomst van de vreemdeling voldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van de voor de uitzetting benodigde documenten. Verweerder heeft ter zitting niet kunnen aangeven dat er sinds de LP-aanvraag in 2015 nieuwe feiten en omstandigheden zijn die erop wijzen dat een nieuwe LP-aanvraag een betere kans van slagen heeft. Omdat verweerder het antwoord op de LP-aanvraag in 2020 niet heeft afgewacht, betrekt de
rechtbank die aanvraag niet bij haar oordeel. De rechtbank acht het zeer onwaarschijnlijk dat de Nigeriaanse autoriteiten, op basis van dezelfde feiten en omstandigheden als in 2015, thans tot een ander antwoord zullen komen dan bij eerdere LP-aanvragen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat ten aanzien van eiseres geen reëel of concreet zicht op uitzetting naar Nigeria bestaat. De beroepsgrond slaagt.
8. Omdat het beroep gegrond is, behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
9. Het beroep is gegrond en de maatregel van bewaring is vanaf het moment van opleggen daarvan onrechtmatig.
10. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien zij de opheffing van de maatregel van bewaring beveelt aan eiseres een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen. De rechtbank acht gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 13 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel van 1 x € 130,- (verblijf politiecel) en 12 x € 100,- (verblijf detentiecentrum) = € 1.330,-.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
In het beroep tegen
bestreden besluit 1
- verklaart het beroep ongegrond.
In het beroep tegen
bestreden besluit 2
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.330,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Verduijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
24 mei 2022
en is openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
Mr. D. Verduijn M.A.W.M. Engels
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [nummer]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 2 gaat, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.
Tegen deze uitspraak voor zover die over bestreden besluit 1 gaat, kan hoger beroep worden
ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.