In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanvullend terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring opgelegd aan eiseres, die van Surinaamse nationaliteit is. Eiseres heeft tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het verkeerde land van terugkeer is genoemd, namelijk Nigeria in plaats van Suriname. De rechtbank heeft het beroep behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overweegt dat er geen zicht op uitzetting naar Nigeria bestaat, aangezien eiseres al lange tijd in Nederland verblijft en eerdere pogingen om een laissez-passer van de Nigeriaanse autoriteiten te verkrijgen zijn mislukt. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet heeft aangetoond dat er sinds de laatste aanvraag in 2015 nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een nieuwe aanvraag kans van slagen zouden geven. Daarom oordeelt de rechtbank dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is en dat eiseres recht heeft op schadevergoeding voor de onrechtmatige vrijheidsontneming.
De rechtbank kent eiseres een schadevergoeding toe van € 1.330,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming en veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,00. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.