Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 een maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden en dat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding van de eiser niet onrechtmatig was, ondanks zijn claim dat hij misleid was tijdens een gesprek met de DT&V. De rechtbank heeft de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag lagen, als feitelijk juist en voldoende gemotiveerd beoordeeld. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over het niet toepassen van een lichter middel verworpen, omdat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.
Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van de eiser dat de LP-aanvraag onzorgvuldig was, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de aanvraag te vroeg was verstuurd, dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring, aangezien op het moment van bewaring al vaststond dat de eiser geen recht had op bescherming. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,-, omdat de rechtbank tot een belangenafweging was gekomen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2022.