ECLI:NL:RBDHA:2022:12627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
NL22.9511
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en proceskostenvergoeding in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Nigeriaanse eiser. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000 een maatregel van bewaring was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden en dat er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf bestond. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding van de eiser niet onrechtmatig was, ondanks zijn claim dat hij misleid was tijdens een gesprek met de DT&V. De rechtbank heeft de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag lagen, als feitelijk juist en voldoende gemotiveerd beoordeeld. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over het niet toepassen van een lichter middel verworpen, omdat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken.

Daarnaast heeft de rechtbank de stelling van de eiser dat de LP-aanvraag onzorgvuldig was, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de aanvraag te vroeg was verstuurd, dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring, aangezien op het moment van bewaring al vaststond dat de eiser geen recht had op bescherming. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 1.518,-, omdat de rechtbank tot een belangenafweging was gekomen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 juni 2022.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.9511
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Okpoko. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2001.
In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
Staandehouding onrechtmatig
Eiser voert aan dat de staandehouding onrechtmatig is. Verweerder heeft misbruik gemaakt van de omstandigheden door hem staande te houden in de spreekkamer van de opvanglocatie, terwijl hij daar was voor een gesprek met DT&V in het kader van zijn meldplicht. Hij stelt dat hij erin is geluisd.
De rechtbank oordeelt dat de staandehouding niet onrechtmatig is geweest. Verweerder had op grond van het vertrekdossier van DT&V een redelijk vermoeden van illegaal verblijf, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Vw. Daarnaast is de meldplicht een middel voor verweerder om te controleren waar eiser is, zodat hij beschikbaar is voor de autoriteiten.
Verweerder heeft dan ook geen misbruik gemaakt van de omstandigheden.
Gronden
Eiser betwist de feitelijke juistheid van de zware grond 3b. Hij stelt dat hij zich altijd aan zijn meldplicht heeft gehouden en dat hij op het asielzoekerscentrum beschikbaar is geweest voor verweerder.
De rechtbank overweegt als volgt. De zware grond 3b ziet volgens verweerder op eisers melding van vertrek met onbekende bestemming (MOB) in 2019. Eiser zou op grond van de Dublinverordening worden overgedragen aan Italië op 21 maart 2019, maar op die datum was eiser niet meer aanwezig in het asielzoekerscentrum. Ook daarna heeft eiser zich niet meer gemeld in het kader van zijn meldplicht. Dit heeft eiser bevestigd in het gehoor voor de inbewaringstelling.1 Naar het oordeel van de rechtbank is deze grond feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. De grond is terecht aan eiser tegengeworpen.
De zware grond 3b en de (niet betwiste) zware grond 3a kunnen de maatregel van bewaring al dragen. De overige gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Lichter middel
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte geen lichter middel aan hem heeft opgelegd. Eiser was in het asielzoekerscentrum aanwezig en er hadden vanuit daar gesprekken met eiser kunnen worden gevoerd over de terugkeermogelijkheden naar Nigeria. Ook had hem kunnen worden voorgelegd dat hij een herhaalde asielaanvraag zou kunnen indienen.
1 Pagina 4.
De rechtbank overweegt als volgt. De gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, geven in beginsel het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Daarbij komt dat eiser herhaaldelijk heeft verklaard dat hij niet mee wil werken aan zijn terugkeer naar Nigeria. Daarnaast heeft eiser zich niet gemeld bij het IOM, heeft hij zich niet aangemeld voor de verschillende terugkeerprojecten en is hij niet verschenen voor zijn vertrekgesprek. Verweerder mocht er dan ook vanuit gaan dat een lichter middel niet effectief kon worden toegepast. Dat eiser heeft voldaan aan zijn meldplicht weegt daar in de gegeven omstandigheden niet tegen op. Dit heeft verweerder voldoende gemotiveerd in de maatregel van bewaring. De beroepsgrond slaagt niet.
Onzorgvuldigheid LP-aanvraag
Eiser voert aan dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door de LP-aanvraag al te versturen naar de Nigeriaanse autoriteiten terwijl het beroep tegen de afwijzing van zijn asielverzoek nog lopende was. Eiser is hierdoor in zijn belangen geschaad en de belangen van eiser moeten in dit geval zwaarder wegen dan die van verweerder, gelet op de achtergrond van zijn asielaanvraag. Vanwege zijn geaardheid wacht hem namelijk een zware gevangenisstraf bij terugkeer. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het feit dat de LP-aanvraag te vroeg is verstuurd, niet maakt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
De rechtbank stelt vast dat de LP-aanvraag op 22 maart 2022 aan de Nigeriaanse autoriteiten is verstuurd. Op dat moment stond nog niet onherroepelijk vast dat aan eiser geen asielvergunning zou worden verleend. Verweerder heeft hiermee bewust het risico genomen de aanwezigheid van eiser onder de aandacht te brengen van de Nigeriaanse autoriteiten, terwijl nog niet vast stond of eiser recht had op bescherming. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierdoor in zijn belangen geschaad en de rechtbank komt toe aan een belangenafweging. De belangenafweging valt in het nadeel van eiser uit. Op 19 mei 2022 is eiser in bewaring gesteld en op dat moment stond al vast dat eiser geen recht had op bescherming. De rechtbank had eisers beroep namelijk op 11 april 2022 ongegrond verklaard. De maatregel van bewaring is daarom niet onrechtmatig.
Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten, omdat de rechtbank toe is gekomen aan een belangenafweging. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 juni 2022

Documentcode: [nummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.