ECLI:NL:RBDHA:2022:12611

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
NL22.10751 en NL22.10752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2022, hebben eisers, een Nigeriaans gezin, beroep ingesteld tegen de besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan hen en hun minderjarige dochter maatregelen van bewaring zijn opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring op 13 juni 2022 is opgeheven, maar dat de eisers schadevergoeding vorderen omdat zij menen dat de maatregelen onrechtmatig waren. Tijdens de zitting op 20 juni 2022 zijn eisers en hun gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank overweegt dat de eisers stellen dat de bewaring van hun minderjarige dochter onrechtmatig was, omdat er geen afzonderlijk proces-verbaal van staandehouding voor haar was opgemaakt. Echter, de rechtbank heeft vastgesteld dat er op 9 juni 2022 wel degelijk een proces-verbaal van staandehouding is opgemaakt en dat er een zelfstandige maatregel van bewaring is opgelegd aan de minderjarige dochter. Hierdoor is de beroepsgrond van eisers niet gegrond.

De rechtbank heeft in haar uitspraak benadrukt dat de maatregelen van bewaring van eisers ook niet onrechtmatig zijn, omdat de procedure correct is gevolgd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 juni 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.10751 en NL22.10752
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser] ,eiser, V-nummer: [V-nummer 1] en
[eiseres] ,eiseres, [V-nummer 2]
hierna gezamenlyk eisers
mede namens hun minderjarige kind:
[minderjarige] .V-nummer: [V-nummer 3] (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Bij besluiten van 9 juni 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan eiser een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en aan eiseres en de minderjarige dochter op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen moeten tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 13 juni 2022 de maatregelen van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2022 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Eisers stellen de Nigeriaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1997] respectievelijk [1996] . Hun minderjarige dochter is geboren op [2021] .
3. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eisers schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregelen van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffmg daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffmg van de bewaring aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
4. Eisers voeren als enige beroepsgrond aan dat de staandehouding en maatregel van bewaring ten aanzien van hun minderjarige dochter onrechtmatig zijn, omdat ten aanzien van haar geen afzonderlijk proces-verbaal van staandehouding is opgemaakt en aan haar geen zelfstandige maatregel van bewaring is opgelegd. Omdat de staandehouding en bewaring van de minderjarige dochter onrechtmatig zijn en een gezin niet gescheiden in bewaring kan worden gesteld of uitgezet kan worden, zijn ook de maatregelen van bewaring van eisers onrechtmatig.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het dossier nadere stukken heeft geüpload waaruit blijkt dat op 9 juni 2022 een afzonderlijk proces-verbaal van staandehouding is opgemaakt ten aanzien van de minderjarige dochter van eisers. Ook is er op dezelfde dag aan haar een eigen maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De beroepen zijn ongegrond. Daarom worden ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022 door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
27juni2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.