ECLI:NL:RBDHA:2022:12604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
AWB 21/3372
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 juni 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die een verblijfsvergunning had aangevraagd met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij een bepaalde persoon, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster het griffierecht van € 181,- niet tijdig had betaald, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld door de griffier. De griffier had verzoekster per aangetekende brief op 1 februari 2022 geïnformeerd over de betalingstermijn. Aangezien verzoekster geen geldige reden had opgegeven voor het niet betalen van het griffierecht, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is.

De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is in aanwezigheid van de griffier, mr. N.R. Hoogenberk, genomen door mr. R.J.A. Schaaf, de voorzieningenrechter.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/3372

uitspraak van voorzieningenrechter van 1 juni 2022 in de zaak tussen

[verzoekster] V-nummer: [V-nummer] , verzoekster

(gemachtigde: J.S. Roseval),

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (verweerder).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 28 mei 2021 de aanvraag om een verblijfsvergunning met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’, afgewezen. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek om een voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. In een zaak als deze bedraagt het griffierecht € 181,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald, is de hoofdregel dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar verzoekster niets aan kan doen. [1]
3. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 1 februari 2022 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht binnen twee weken te betalen. Het griffierecht is niet door de rechtbank ontvangen. Verzoekster heeft het griffierecht dus niet binnen de gestelde termijn betaald en heeft hiervoor geen (geldige) reden gegeven.
4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2022.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:82 van de Awb en artikel 8:41 van de Awb.