ECLI:NL:RBDHA:2022:12602
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag Algerijnse eiser op grond van onvoldoende aannemelijkheid van politieke vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die Algerijnse nationaliteit heeft en in augustus 2021 Algerije heeft verlaten, had op 2 november 2021 een asielaanvraag ingediend. De aanvraag werd op 17 mei 2022 afgewezen, omdat de vrees voor vervolging niet aannemelijk werd geacht. De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2022 behandeld, waarbij de eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.A. Limonard, en de verweerder door mr. S.H.F. Pols.
De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claim dat hij politiek actief was op Facebook en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve aandacht stond van de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zijn relaas niet zwaarwegend genoeg was. De rechtbank wees erop dat de eiser geen asiel had aangevraagd in andere Europese landen waar hij verbleef, wat zijn claim verder ondermijnde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 juni 2022, en tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.