ECLI:NL:RBDHA:2022:12600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
NL22.22345
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 21 november 2022, gaat het om een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft en geboren is in 1987, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 15 november 2022 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven, wat de rechtbank noopte om te beoordelen of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode van bewaring.

Tijdens de zitting op 16 november 2022 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beoordeling zich beperkt tot de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. Eiser heeft schriftelijk een standpunt ingediend, waarin hij verzocht om schadevergoeding, maar niet onderbouwd waarom de opheffing van de maatregel zou moeten leiden tot de conclusie dat deze onrechtmatig was.

De rechtbank heeft ambtshalve de rechtmatigheid van de maatregel beoordeeld en geen onregelmatigheden vastgesteld die tot onrechtmatigheid zouden leiden. Daarom heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22345

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.W.M. ter Meulen-Mouwen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 15 november 2022 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1987 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eiser heeft schriftelijk een standpunt ingediend. De rechtbank begrijpt dit als een verzoek om schadevergoeding. Eiser wijst daarbij op de reden van de opheffing van de bewaring. Er is geen sprake van een grondslagwijziging; eiser wordt overgebracht naar een AZC.
4. Eiser heeft niet nader onderbouwd waarom de opheffing van de maatregel zou moeten leiden tot het oordeel dat de(ze) maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. De rechtbank overweegt voorts dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen [2] , ook los van wat eiser zelf aanvoert, geen onregelmatigheden heeft vastgesteld die tot onrechtmatigheid van de maatregel nopen.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zoals is bevestigd door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C704/20 en C-39/21.