In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van 10 november 2022, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 16 november 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank heeft de gronden van het beroep beoordeeld, waarbij eiser enkele zware en lichte gronden heeft betwist. De rechtbank oordeelde dat de zware gronden, waaronder de illegale binnenkomst in Nederland en het niet meewerken aan de vaststelling van zijn identiteit, feitelijk juist waren. Eiser had geprobeerd identificerende documenten te verkrijgen, maar de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van enige pogingen daartoe. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was op basis van de zware gronden en dat er geen andere, minder dwingende maatregel kon worden toegepast.
Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft geen onregelmatigheden vastgesteld die de maatregel van bewaring onrechtmatig zouden maken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.