ECLI:NL:RBDHA:2022:12595

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
NL22.22677
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 november 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd aan eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een Marokkaanse asielzoeker, had beroep ingesteld tegen het besluit van 4 november 2022, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser betwistte de gronden voor de maatregel, zowel de zware als de lichte gronden, en verzocht om een lichter middel. De rechtbank heeft de zaak op 16 november 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris terecht de zware gronden aan de maatregel ten grondslag had gelegd. Eiser had erkend Nederland niet op de voorgeschreven wijze te zijn binnengekomen en had zich onttrokken aan het toezicht. De rechtbank oordeelde dat de gronden feitelijk juist waren en voldoende om de maatregel van bewaring te dragen. Eiser stelde dat hij recht had op een lichter middel, maar de rechtbank oordeelde dat de medische situatie van eiser niet leidde tot de toepassing van een lichter middel, gezien het risico op onttrekking aan het toezicht.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier J. de Winter, en werd openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22677

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Dogan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Procesverloop

Bij besluit van 4 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 16 november 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen J. Bourik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden [3] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
en als lichte gronden [4] vermeld dat eiser:
- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist alle aan de maatregel ten grondslag gelegde zware gronden en de lichte grond 4c. Eiser stelt wat betreft zware grond 3a dat het inherent is aan het zijn van een asielzoeker om niet op de voorgeschreven wijze in te reizen. Ten aanzien van zware grond 3b stelt eiser dat hij een vaste verblijfplaats heeft bij de Pauluskerk. Hij heeft zich dus niet aan het toezicht onttrokken. Ten aanzien van zware grond 3d stelt eiser dat hij reeds vier maal met het consulaat heeft gebeld en in het detentiecentrum heeft meegewerkt aan de LP-aanvraag. Gelet op eisers vaste verblijf bij de Pauluskerk, stelt eiser dat ook lichte grond 4c niet aan hem kan worden tegengeworpen.
4. Eiser betwist niet dat hij Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen. Uit de uitspraak van de Afdeling [5] van 25 maart 2020 [6] volgt dat om deze zware grond aan de maatregel ten grondslag te kunnen leggen, verweerder kan volstaan met een toelichting die feitelijk juist is. De rechtbank is daarmee van oordeel dat verweerder terecht de zware grond 3a aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Verder heeft eiser zelf verklaard reeds 20 dagen in Nederland te zijn geweest zonder zijn illegale verblijf te melden bij de Korpschef. Hij heeft zich daarmee onttrokken aan het toezicht, wat de zware grond 3b feitelijk juist maakt. De zware grond 3d heeft verweerder ook aan eiser mogen tegenwerpen. Er wordt door eiser weliswaar gesteld dat er pogingen zijn gedaan om identificerende documenten te verkrijgen, maar hiervan is niet gebleken.
5. De lichte grond 4c is eveneens feitelijk juist, gelet op het feit dat enkel de inschrijving in de BRP [7] geldt als een vaste woon- of verblijfplaats. Hiervan is geen sprake.
Verder heeft verweerder de lichte grond 4d tevens terecht aan eiser tegengeworpen.
6. De gronden zijn dus feitelijk juist en voldoende om de maatregel te dragen.
Lichter middel
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat een lichter middel toegepast dient te worden. Eiser is verslaafd aan medicatie en bij de Pauluskerk kreeg hij daar hulp voor. Als aan eiser een meldplicht wordt opgelegd kan hij daar blijven.
8. Verweerder heeft in de maatregel de medische situatie van eiser meegewogen en voldoende gemotiveerd gesteld dat dit niet leidt tot toepassing van een lichter middel. Eiser kan te allen tijde een beroep doen op het medisch team dat aanwezig is in het detentiecentrum. Verder zijn voldoende gronden aanwezig om de maatregel van bewaring te dragen, waarmee een significant risico op onttrekking vaststaat. Het opleggen van een meldplicht is daarom terecht een te groot risico. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom niet is volstaan met een lichter middel.
Ambtshalve toets
9. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen [8] , ook los van wat eiser zelf aanvoert geen onregelmatigheden heeft vastgesteld die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
4.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Basisregistratie Personen.
8.Zoals is bevestigd door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C704/20 en C-39/21.