ECLI:NL:RBDHA:2022:12590
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag na inwilliging
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 12 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 15 september 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 20 september 2022 verzocht om binnen twee weken te laten weten of deze inwilligende beslissing aanleiding geeft om het beroep in te trekken. Eiser heeft echter niet gereageerd, wat de rechtbank interpreteert als een bevestiging dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu verweerder inwilligend heeft beslist op de asielaanvraag, het beroep wegens het ontbreken van procesbelang kennelijk niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit betekent dat de rechtbank geen inhoudelijke beoordeling van het beroep zal geven, omdat de zaak niet langer relevant is.
Daarnaast heeft de rechtbank, op grond van artikel 8:75 van de Awb, verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser. De kosten zijn vastgesteld op € 379,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en deze is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.