Op 11 juli 2022 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, h.o.d.n. [bedrijfsnaam], tegen mr. G.M.A. van Zaltbommel-Uittenbogaard, kantonrechter in deze rechtbank. Verzoeker stelde dat de rechter hem onvoldoende ruimte had geboden om verweer te voeren en dat hij niet serieus werd genomen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen aanknopingspunten waren in het proces-verbaal die de stelling van verzoeker ondersteunden. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 mei 2022 had de rechter verzoeker uitgenodigd om te reageren op de pleitnota van de gemachtigde van de belanghebbende, L. Batenburg, en had hij hem de nodige vragen gesteld. De rechter had verzoeker ook gewezen op de risico's van het ontslag op staande voet dat hij had verleend aan belanghebbende. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet partijdig was en dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.