ECLI:NL:RBDHA:2022:12585

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/09/630912 / KG RK 22-752
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 juli 2022 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, wonende in Duitsland. Het verzoek tot wraking was ingediend op 17 juni 2022, drie weken en zes dagen na de zitting van 24 mei 2022, waar de verzoeker zich al ernstig overwoog om een wrakingsverzoek in te dienen. De verzoeker was van mening dat de rechter, mr. C.J. Waterbolk, vooringenomen was tijdens de zitting en dat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de verzoeker op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aan zijn verzoek ten grondslag lagen, maar dat hij te lang had gewacht met het indienen van het verzoek. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De procedure in de hoofdzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/38
zaak- /rekestnummer: C/09/630912/KG RK 22/752
Beslissing van 25 juli 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] , Duitsland,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.J. Waterbolk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 17 juni 2022;
- het proces-verbaal van de zitting van 24 mei 2022;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 30 juni 2022;
- de e-mail van verzoeker van 4 juli 2022.
1.2.
Op 11 juli 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoeker door middel van een beeldverbinding;
- de derde partij in de hoofdzaak, als toehoorder.
De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummer SGR 21/2033 en SGR 21/8429 tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn. In deze zaken (hierna: de hoofdzaken) heeft op 24 mei 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na de mondelinge behandeling heeft de rechter het onderzoek gesloten en bepaald dat er een einduitspraak over uiterlijk zes weken zal volgen. Bij bericht van 17 juni 2022 heeft verzoeker vervolgens de rechter gewraakt.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, - kort en zakelijk weergegeven - het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is van mening dat de rechter tijdens de zitting vragen aan de gemeente heeft gesteld die blijk geven van een vooringenomen standpunt. De rechter heeft zich bij het stellen van vragen onvoldoende laten leiden door de inhoud van het beroep van eiser en de bewijsstukken die hij heeft ingebracht. Daarnaast heeft verzoeker voorafgaand aan de zitting verzocht de door de griffier gemaakte samenvatting van de beroepen aan hem te verstrekken. Hiermee zou verzoeker daarin gemaakte fouten kunnen onderkennen en op zitting aan de orde stellen. Dit is geweigerd en daaruit blijkt partijdigheid. De rechter heeft tijdens de zitting verder aangegeven dat hij zal bekijken of en hoe hij de eerdere tussenuitspraak kan aanpassen. De rechter heeft de gemeente daarmee gelegenheid gegeven een gemaakte fout te corrigeren. Daarmee heeft de rechter laten zien op de hand van de overheid te zijn. Ten slotte heeft de rechter onvoldoende gelegenheid gegeven aan verzoeker om per onderwerp op het betoog van de wederpartij te reageren.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet bovendien worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden die ten grondslag liggen aan het wrakingsverzoek zijn aan hem bekend geworden op de zitting van 24 mei 2022. Voor het tijdsverloop van drie weken en zes dagen tussen de zitting van 24 mei 2022 en het wrakingsverzoek op 17 juni 2022 heeft verzoeker in zijn e-mail van 4 juli 2022 en bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek als reden gegeven dat hij tijdens de zitting al ernstig overwoog om een wrakingsverzoek in te dienen en dat hij dat toen niet heeft gedaan omdat hij toen nog in overleg was over een minnelijke schikking. Toen duidelijk werd dat die onderhandelingen geen oplossing zouden brengen heeft verzoeker de audio opname van de zitting beluisterd en daarna het wrakingsverzoek opgesteld en ingediend. Verzoeker heeft van de website van de rechtspraak begrepen dat er tot aan het moment voor de uitspraak een wrakingsverzoek gedaan kan worden.
3.4
De wrakingskamer stelt vast dat verzoeker op de zitting van 24 mei 2022 bekend is
geworden met de feiten en omstandigheden die aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag
liggen. Op de zitting heeft verzoeker geen aanleiding gezien een mondeling
wrakingsverzoek te doen, noch heeft hij kort na de zitting een schriftelijk verzoek
ingediend, terwijl verzoeker dat naar eigen zeggen op de zitting al ernstig overwoog.
Het was de bewuste keuze van verzoeker om vervolgens drie weken en zes dagen te wachten met het indienen van zijn wrakingsverzoek. De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek gelet op deze omstandigheden te laat is ingediend. Verzoeker kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:18, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de derde partij in de hoofdzaak;
• de rechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, G.P. Kleijn en D. Biever, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op
25 juli 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.