ECLI:NL:RBDHA:2022:12584

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
C/09/630350 / KG RK 22-691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2022 uitspraak gedaan op het verzoek tot wraking van mr. D. Jongsma, rechter in een civiele procedure. De verzoeker, Illumio Netherlands B.V., heeft het wrakingsverzoek ingediend op 3 juni 2022, vier werkdagen na de zitting van 30 mei 2022. De verzoeker stelde dat de rechter tijdens de zitting opmerkingen had gemaakt die de schijn van partijdigheid wekten, specifiek dat 'Amerikaanse bedrijven toch geen kennis hebben van het Nederlandse arbeidsrecht'. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. Bovendien werd overwogen dat de opmerking van de rechter, zoals vastgelegd in het proces-verbaal, geen blijk gaf van vooringenomenheid. De rechter had namelijk gezegd dat Illumio als Amerikaans bedrijf misschien anders tegen het ontslagrecht aankijkt, maar dat het Nederlandse arbeidsrecht strikte regels kent. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was en dat de omstandigheden die tot het wrakingsverzoek leidden niet voldoende waren om de onpartijdigheid van de rechter in twijfel te trekken. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2022/36
zaak- /rekestnummer: 630350 / KG RK 22/691
Beslissing van 11 juli 2022
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
ILLUMIO NETHERLANDS B.V.hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigden: mr. S.C. van Baren en mr. G.A. Tsiris,
strekkende tot de wraking van
mr. D. Jongsma,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 30 mei 2022;
  • het wrakingsverzoek van 3 juni 2022 waarin het wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 9 juni 2021;
  • het e-mailbericht van 24 juni 2022 van mr. S.C. van Baren.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is verschenen:
  • mr. G.A. Tsiris, gemachtigde namens verzoeker;
  • de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder, met gemachtigde mr. M.A. Sobral.
De rechter heeft vooraf laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak met nummer 9779637 RP \ VERZ 22-50145 tussen verzoeker en belanghebbende, betreffende de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen verzoeker en belanghebbende.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek, toegelicht bij de mondelinge behandeling, aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter aan het einde van de mondelinge behandeling heeft gezegd dat “Amerikaanse bedrijven toch geen kennis hebben van het Nederlandse arbeidsrecht”, of woorden van soortgelijke strekking, waardoor de schijn van partijdigheid is gewekt. Hierdoor is er geen vertrouwen meer dat volgende verzoeken zonder vooroordeel zullen worden behandeld.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Het wrakingsverzoek betreft hetgeen ter zitting van maandag 30 mei 2022 is voorgevallen. Op dat moment heeft mr. Van Baren, die als gemachtigde van verzoeker ter zitting aanwezig was, geen mondeling wrakingsverzoek ingediend. Mr. Tsiris heeft aangegeven dat mr. Van Baren dezelfde dag nog met hem heeft besproken wat er ter zitting door de rechter zou zijn gezegd. Dit gaf mr. Tsiris vervolgens aanleiding een schriftelijk wrakingsverzoek namens verzoeker in te dienen. De in het verzoek aangevoerde omstandigheden zijn verzoeker dus bekend geworden op maandag 30 mei 2022. Het wrakingsverzoek is pas gedaan op vrijdag 3 juni 2022, dus op de vierde (werk)dag na de zittingsdag. Hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht om dit tijdsverloop te verklaren is naar het oordeel van de wrakingskamer onvoldoende om het tijdsverloop te rechtvaardigen. Het verzoek is daarom te laat ingediend zodat verzoeker daarin niet kan worden ontvangen. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.3.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog het volgende. Verzoeker heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de rechter zou hebben gezegd dat “Amerikaanse bedrijven toch geen kennis hebben van het Nederlandse arbeidsrecht” of woorden van soortgelijke strekking. In het proces-verbaal van de zitting van 30 mei 2022 is vermeld dat de rechter heeft gezegd dat: “(..) Illumio als Amerikaans bedrijf misschien anders tegen het ontslagrecht aankijkt maar dat het Nederlandse arbeidsrecht nu eenmaal strikte regels kent”. De wrakingskamer overweegt dat het proces-verbaal van de zitting in beginsel leidend is. Verzoeker heeft in het wrakingsverzoek het voorbehoud gemaakt ‘of woorden van soortgelijke strekking’. Hieruit volgt dat verzoeker er niet zeker over is wat er precies is gezegd. Verzoeker heeft verklaringen overgelegd van mevrouw [naam] (die ter zitting gebruik heeft gemaakt van een tolk) en van mr. S.C. van Baren, die beiden namens verzoeker ter zitting aanwezig waren. Zij hebben ieder een andere lezing gegeven van hetgeen de rechter precies zou hebben gezegd. De rechter heeft in haar reactie medegedeeld dat, hoewel zij zich de letterlijke bewoordingen niet precies kan herinneren, zij heeft gezegd dat ze zich kon voorstellen dat Illumio als Amerikaans bedrijf misschien anders tegen ontslagrecht aankijkt maar dat het Nederlandse arbeidsrecht nu eenmaal strikte regels kent. Ze heeft uitdrukkelijk betwist dat ze, zoals in het wrakingsverzoek is vermeld, zou hebben gezegd dat ‘Amerikaanse bedrijven toch geen kennis hebben van het Nederlandse arbeidsrecht’ of iets van soortgelijke strekking. Voor zover haar woorden op die manier bij Illumio zijn overgekomen, spijt haar dat want dat is zeker niet haar bedoeling geweest. Zowel belanghebbende als gemachtigde mr. M.A. Sobral hebben desgevraagd juist de lezing die in het proces-verbaal is vermeld onderschreven en hebben medegedeeld in de laatste opmerking ter zitting in het geheel geen negatieve of discriminatoire lading jegens verzoeker te hebben ervaren. Zij hadden bovendien toen ook niet de indruk dat dit door verzoeker en mr Van Baren zo werd opgevat. Gelet op dit alles is niet aannemelijk geworden dat de rechter ter zitting heeft gezegd dat Amerikaanse bedrijven toch geen kennis hebben van het Nederlandse arbeidsrecht of woorden van soortgelijke strekking. De in het proces-verbaal opgenomen opmerking geeft naar oordeel van de wrakingskamer geen blijk van vooringenomenheid en zou daarom niet hebben kunnen leiden tot toewijzing van het verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• de rechter
;
• de wederpartij in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M.J. Alt-van Endt, H.J.M. Smid-Verhage en M. Nijenhuis, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Roelands en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2022.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.