ECLI:NL:RBDHA:2022:1257

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
18 februari 2022
Zaaknummer
NL20.11468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 24 januari 2019. De wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals vastgelegd in artikel 42 van de Vreemdelingenwet 2000, is op 24 juli 2019 verstreken. Eiser heeft op 27 mei 2020 een beroep niet tijdig beslissen ingediend, waarna verweerder op 5 februari 2021 alsnog heeft beslist op de asielaanvraag. Eiser trok op 24 februari 2021 het beroep niet tijdig beslissen in en verzocht om vergoeding van proceskosten. De rechtbank heeft, zonder zitting, uitspraak gedaan op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.11468

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van
24 januari 2019.
Eiser heeft op 24 februari 2021 het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om vergoeding van proceskosten.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder gereageerd.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Eiser heeft op 24 januari 2019 een asielaanvraag ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 bedraagt de beslistermijn zes maanden. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden in het vierde en het vijfde lid om deze termijn te verlengen. Dit betekent dat verweerder in beginsel op 24 juli 2019 een beslissing had moeten nemen.
3. Op 27 mei 2020 is door eiser een beroep niet tijdig beslissen ingediend. Op
5 februari 2021 heeft verweerder alsnog beslist op de asielaanvraag van eiser. Op
24 februari 2021 heeft eiser het beroep niet tijdig beslissen ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft bij schrijven van 17 maart 2021 meegedeeld geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten te zien. Verweerder is van mening dat het intrekken van het beroep niet tijdig beslissen als gevolg heeft dat eiser afstand heeft gedaan van een eventuele proceskostenveroordeling.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet tijdig beslissen terecht is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn op 24 juli 2019 is verstreken en de ingebrekestelling van
11 mei 2020 geldig is. Omdat eiser wel terecht beroep niet tijdig beslissen heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om een proceskostenvergoeding toe te kennen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze vast op € 379,50,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,- per punt en wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van mening dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 379,50 (driehonderdnegenenzeventig euro en 50 cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.