Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 30 mei 2022 uitspraak gedaan in de zaken met de nummers NL22.8639 en NL22.8661. De eiser, een Marokkaanse vreemdeling, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat hij rechtmatig verblijf had in Duitsland en dat er een lichter middel had moeten worden toegepast, gezien zijn medische situatie als hartpatiënt. De rechtbank heeft de beroepen op 23 mei 2022 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat er geen terugkeerbesluit aan eiser was opgelegd, waardoor het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien het risico op onttrekking aan het toezicht en de noodzaak voor de overdracht aan Duitsland. De rechtbank vond dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld in de procedure en dat de gronden voor de maatregel niet betwist waren. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.