ECLI:NL:RBDHA:2022:12553
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot Dublin-overeenkomst
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2022 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, was van mening dat zijn aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ten onrechte niet in behandeling was genomen. De Staatssecretaris had namelijk gesteld dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-overeenkomst.
Verzoeker heeft tegen het besluit van de Staatssecretaris beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 31 mei 2022, maar verzoeker was niet verschenen, ondanks dat hij hiervan op de hoogte was gesteld. De gemachtigde van de Staatssecretaris was wel aanwezig om het standpunt van de verweerder toe te lichten.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er inmiddels een uitspraak is gedaan in een andere zaak (NL22.8326) die verband houdt met het beroep van verzoeker. Aangezien er nu een uitspraak is gedaan op het beroep, is er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.