12.De beslissing
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding I onder 1, 3, 4 en 5 en de bij dagvaarding II ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4. bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord, toegangscode of een daarmee vergelijkbaar gegeven waardoor toegang kan worden verkregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, voorhanden hebben;
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
medeplegen van witwassen;
eendaadse samenloop van feiten 1 en 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van
307 (DRIEHONDERDZEVEN) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die jeugddetentie, te weten
195 (HONDERDVIJFENNEGENTIG) DAGENniet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde voor de periode van maximaal één jaar:
- zich op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- onderwijs volgt of een andere gestructureerde dagbesteding heeft;
- zich laat begeleiden door een coach van [begeleiding] ;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van
60 (ZESTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 (DERTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] deels toe tot een bedrag van € 110,- en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 110,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juni 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2 en 4 genoemde voorwerpen, te weten:
2. 190,00 EURO, IBG 28-05-2020
gelast de teruggave aan de verdachte van het op de beslaglijst onder 3 genoemde voorwerp, te weten:
(Omschrijving: Zwart, merk: Apple);
gelast de teruggave aan de respectievelijke rechthebbenden van het op de beslaglijst onder 5 genoemde voorwerp, te weten:
heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.P. Meeuwisse, voorzitter, kinderrechter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
mr. M.J. Bouwman, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mrs. I.J.M.W. van der Sanden en K.M.M. Bertrand, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 november 2022.
Mr. Bouwman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Dagvaarding I (parketnummer: 09/051643-21):
1.
hij op of omstreeks 28 oktober 2020 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de [adres 4] , een zwarte Airforce jas en/of een zwarte jas met een beige bontkraag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die [medeverdachte 5] (meerdere malen) vast te pakken en/of te duwen en/of
- die [medeverdachte 4] vast te pakken en/of te duwen en/of
- tegen die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] te zeggen dat zij hen dood gingen maken en/of zij hen gingen neersteken en/of dat zij een mes en/of vuurwapen bij zich hadden en/of
- een vuurwapen althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen;
2.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 februari 2021 te Utrecht en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b en/of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, (een) technische hulpmiddel(en), die telkens hoofdzakelijk ontworpen is/zijn tot het plegen van een zodanig misdrijf, te weten: één of meerdere panel(s), zijnde een internetpagina die afkomstig lijkt te zijn van een bank waarop de gegevens die toegang geven tot de internetbankierenomgeving en/of de pincode behorend bij die bankrekening(en) dienen te worden ingevuld en op die manier kunnen worden
afgevangen, heeft vervaardigd en/of ontvangen en/of overgedragen en/of verkocht en/of
verworven en/of verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 23 februari 2021 te Utrecht en/of ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk dat een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, eerste lid, 138b of 139c Wetboek van strafrecht wordt gepleegd, een computerwachtwoord en/of toegangscode en/of daarmee vergelijkbaar
gegeven, waardoor toegang kon worden gekregen tot een (deel van een) geautomatiseerd werk, te weten: één of meerdere server(s) van Zalando en/of Vodafone en/of Netflix en/of Spotify en/of Marktplaats en/of Bunq en/of ING en/of Knab,
door:
- inloggegevens, te weten (een) emailadres(sen) en/of gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) gekoppeld aan één of meerdere online account(s) (onder andere van Zalando en/of Vodafone en/of Netflix en/of Spotify en/of Marktplaats) en/of
- inloggegevens, te weten (een) emailadres(sen) en/of gebruikersna(a)m(en) en/of wachtwoord(en) gekoppeld aan de internetbankierenomgeving van de bankrekening(en) van één of meerdere personen (onder andere van Bunq en/of ING en/of Knab);
heeft vervaardigd en/of verkocht en/of verworven en/of verspreid en/of anderszins ter beschikking heeft gesteld en/of voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 28 juni 2021 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een bodywarmer en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoren:
- door tegen die [aangever] (dreigend) te zeggen 'leeg je zakken' en/of door (daarbij) een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [aangever] te tonen en/of
- door tegen die [aangever] (dreigend) te zeggen dat hij mee moest lopen naar een pinautomaat om geld op te nemen en/of dat hij al het geld wat op zijn rekening staat moest opnemen
- ten gevolge waarvan die [aangever] een geldbedrag heeft gepind en dit geldbedrag en/of zijn jas en/of zijn tas aan verdachte en/of zijn mededader(s) heeft afgegeven en/of
- door tegen die [aangever] te zeggen dat als hij hier iemand iets over vertelde, dat gaat het niet goed aflopen met hem, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
5.
hij (op één of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 28 juni 2021 tot en met 3 juli 2021, te 's-Gravenhage, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten een jas/bodywarmer van het merk Moncler, heeft
overgedragen terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Dagvaarding II (parketnummer 09/143160-20):
1.
hij op of omstreeks 28 mei 2020 te 's-Gravenhage om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden,
bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het
grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen de navolgende voorwerpen
- ( in totaal) 230,50 euro en/of
- een mobiele telefoon (merk iPhone) en/of
- twee weegschalen (grammenwegers) en/of
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat/die zij bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op of omstreeks 28 mei 2020 te ’s-Gravenhage (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
cocaïne en/of ongeveer 3,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 17 februari 2020 te ’s-Gravenhage opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 81,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer dat per feit is weergegeven.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde feit (PL1500- [nummer 3] – onderzoek Bourget):
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 november 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 28 oktober 2020 een Airforce jas op Telegram te koop heb aangeboden. [medeverdachte 2] is een vriend van mij.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [medeverdachte 5] , opgemaakt op 28 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 15-16):
Op 28 oktober 2020, omstreeks 11:25, bevond ik, [medeverdachte 5] , mij in de woning op de [adres 4] , te 's-Gravenhage. Ik zag dat [medeverdachte 4] naar de voordeur liep en hoorde dat hij de deur opendeed. Ik zag dat hij door een persoon naar achter werd geduwd richting de woonkamer. Ik stond in de deuropening van de keuken. Ik werd door een tweede persoon de keuken in geduwd.
De persoon die mij naar de keuken duwde kan ik als volgt omschrijven en zal ik hierna verdachte 2 noemen:
- Man
- Ik denk dat de persoon Marokkaans was. De afkomst vermoed ik door zijn typische ogen en wenkbrauwen.
- Slank persoon.
- Zwarte wenkbrauwen en donker bruine ogen.
Ik hoorde dat verdachte 2 tegen mij zei dat ik stil moest zijn en mee moest werken. Ik hoorde hem vervolgens een paar keer achter elkaar zeggen: Breng het geld. Hij liet mij vanaf toen los. Hij hield daar mijn beide polsen stevig en pijnlijk vast. Ik voelde dat ik door zijn greep stil bleef staan in de hoek van de gang. Ik voelde en zag dat hij mij daarna met beide handen een duw gaf op mijn borsten. Ik werd hierdoor de woonkamer ingeduwd en kwam direct links in de woonkamerhoek te staan vanuit de gang. Ik voelde dat in mijn poging om hulp in te schakelen mijn rechterpols weer hard en pijnlijk werd vastgepakt.
Ik hoorde verdachte 1 duidelijk en hard tegen iedereen in de woonkamer roepen:
"Waar is het geld?"
"Ik ga jou neersteken als jullie niet meewerken."
"Ik maak jullie dood."
"Ik heb een wapen in mijn rugzak."
Ik hoorde verdachte 2 duidelijk en schreeuwend de zinnen herhalen die verdachte 1 zojuist had uitgesproken:
" Ik maak jullie dood."
"Waar is het geld?"
Ik hoorde hem ook roepen:
" Ik heb een mes in mijn jaszak!"
Ik zag dat beide verdachten richting de gang liepen. Ik zag dat één van beide in zakken van jassen ging voelen. Ik hoorde dat de ander zei neem maar mee. Ik zag dat er twee jassen werden meegenomen van de kapstok in de gang. Ik zag dat de ene jas van mijn broertje was. Dit was een zwarte jas met een beige bontkraag. Ik zag dat de andere jas die werd meegenomen zwart van kleur was en ik wist dat deze van het merk Airforce was. Dit was de jas van mijn andere broertje.
3. Het proces-verbaal van aangifte van [medeverdachte 4] , opgemaakt op 28 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 17-19):
Op 28 oktober 2020, omstreeks 11.25 uur was ik, [medeverdachte 4] , geboren 26 juni 2007 in Den Haag, in de woonkamer van mijn woning in de [adres 4] in Den Haag, samen met mijn zus [medeverdachte 5] en mijn broer [medeverdachte 1] . Vandaag, om ongeveer 11.25 uur werd er op de deur geklopt en ik deed de deur open. Ik zag dat er 2 personen naar binnen kwamen. Ik zag en voelde dat ze mij vastpakten en ze vertelden mij dat ik moest meelopen. Ze duwden mij de hoek in van de woonkamer, als je binnenkomt direct links.
Ze riepen dat ze wisten dat er geld was en dat wij moesten zeggen waar het geld was. Ik zag dat de donkergetinte man een blauwe rugzak vasthield en ik hoorde hem zeggen: "ik ga jullie echt doodmaken." Ik zag dat de donkergetinte man in het midden van de woonkamer stond, de rits van de tas vasthield, ik zag dat de tas een beetje open stond, maar ik kon niet zien wat er in zat. Ik dacht dat ze een wapen hadden, ik hoorde ze zeggen: "we gaan jullie doodsteken". Ik was bang dat ze ons gingen steken.
Vervolgens zag ik dat de lichtgetinte man naar de ander toe liep, de tas uit zijn handen pakte en de rits weer dicht deed. Ik hoorde ze roepen: "we weten dat jullie geld hebben, geef dat geld." Ik zag dat ze de gang inliepen. Ik zag en hoorde de lichtgetinte man zeggen dat ze de jassen moesten pakken. Ik zag dat ze toen de deur open deden en daarna weggingen.
4. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , opgemaakt op 28 oktober 2020, voor zover inhoudende (p. 36-37):
Vandaag, 8 oktober 2020, kwam ik rond 11:55 uur thuis van boodschappen doen. Ik ben woonachtig op [adres 5] te Den Haag. Ik woon aan de overzijde van de [adres 6] . Ik zag dat er vervolgens twee gasten vanuit de [adres 7] overrenden. De gasten vielen mij op omdat ze beide een jas onder de arm hadden. Ik dacht nog ze hebben toch al een jas aan. Omdat ik het vreemd vond bleef ik toch naar die gasten kijken. Ik zag dat een van de gasten de [adres 3] in rende. De andere zag ik het derde portiek, gezien vanaf de [adres 3] , oprennen. Op het moment dat ik de jongens zag bleef ik naar die jassen die ze bij zich hadden kijken. Daardoor kan ik summiere omschrijving geven van deze jongens. Ik kan de twee jongens als volgt omschrijven:
2 jonge gasten van ongeveer 20 jaar;
- donkere kleding en kort haar;
- ze droegen geen hoofddeksel;
- Noord-Afrikaans uiterlijk;
- ze droegen beide donkere jassen. Ik zag dat de jongen die het portiek oprende een donkere jas met bontkraag vasthield.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 10 februari 2021, voor zover inhoudende (p. 238-241):
Uit onderzoek naar historische gegevens van het [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [medeverdachte 6] , is gebleken dat deze tijdens en vlak na de overval veelvuldig contact heeft gehad met [telefoonnummer 2] . Uit onderzoek is
gebleken dat [verdachte] de daadwerkelijke gebruiker is van [telefoonnummer 2] .
Op 28 oktober 2020 te 11:25 uur maakt het [telefoonnummer 2] een inkomend gesprek, voor de duur van 0 seconden, waarbij deze gebruikmaakt van het basisstation gelegen op de [adres 1] te Den Haag. De wederpartij van dit gesprek betreft [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 6] ).
Op 28 oktober 2020 te 11:36 uur maakt het [telefoonnummer 2] een inkomend gesprek, voor de duur van 8 seconden, waarbij deze gebruik maakt
van het basisstation gelegen op de [adres 2] te Den Haag. De
wederpartij van dit gesprek betreft [telefoonnummer 1] ( [medeverdachte 6] ).
Zoals te zien is geeft dit basisstation dekking op de [adres 3] te Den Haag. Uit onderzoek is gebleken dat één van de verdachten na de overval de [adres 3] in rent.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde feit (PL1500- [nummer 4] ):
1. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 juni 2021, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Op 23 februari 2021 is verdachte [verdachte] aangehouden in de woning gelegen aan de [adres 8] . In de slaapkamer waarin [verdachte] is aangehouden, is een iPhone 7 in beslag genomen. Later is hier inbeslagnamenummer [nummer 5] aan toegekend.
2. Het proces-verbaal onderzoek mobiel toestel, opgemaakt op 19 april 2021, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Inbeslagnamenummer : [nummer 5]
Ik, verbalisant, zag dat het mobiele toestel de volgende kenmerken had
Soort : Smartphone
Merk : Apple
Type : iPhone 7
Ik heb onderzoek gedaan in de uitgelezen data van het eerder omschreven toestel. Uit mijn onderzoek is gebleken dat er data in het toestel aanwezig is die gebruikt kan worden voor het plegen van cybercrime delicten.
Ik heb onderzoek gedaan naar de gebruiker van de telefoon. Ik zag dat er gegevens aanwezig waren van de onderstaande persoon:
Naam – [verdachte]
Geboortedatum – [geboortedatum 1] -2003
Ik zag dat er geen andere persoonsgegevens aanwezig waren in de data. Uit mijn onderzoek is gebleken dat de gebruiker van dit toestel [verdachte] is. Dit bleek uit onderstaande:
Op 31 januari 2021 is er een notitie opgeslagen waarin een stage tekst staat geschreven met daarin de persoonsgegevens van [verdachte] . De tekst eindigt met: “Met vriendelijke groet, [verdachte] ”.
Op 20 mei 2020 is een notitie opgeslagen met daarin een tekst voor een sollicitatie bij Thuisbezorgd. De tekst begint met: “Mijn naam is [verdachte] ben zestien jaar oud en ik woon al jaren in denhaag.”
Ik zag dat de naam [verdachte] voorkwam in mails en chats. Hierdoor acht ik het aannemelijk dat [verdachte] de gebruiker is van deze telefoon.
Ik heb onderzoek gedaan in de aanwezige notities. Ik zag dat er 392 notities aanwezig waren. Ik heb een gedeelte van deze notities hieronder weergegeven.
o 6 inloggegevens van een Bunq account (e-mailadres en wachtwoord)
o 2 inloggegevens van een Netflix account (e-mail en wachtwoord)
o 1 inloggegevens van een ING kinderaccount (email en wachtwoord)
o 1 inloggegevens van een Knab account (email en wachtwoord)
o Bunq accounts (email en wachtwoord)
o Promotie tekst voor de verkoop van accounts
o Zalando accounts (e-mail en wachtwoorden)
o Vodafone accounts (e-mail en wachtwoorden)
o Spotify premium accounts (e-mail en wachtwoorden)
o Marktplaats accounts (e-mail en wachtwoorden)
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten (PL1500- [nummer 6] – onderzoek Apostel):
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 november 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 28 juni 2021 met [naam 1] en [naam 2] was. Het klopt ook dat ik de betreffende bodywarmer op Marktplaats heb aangeboden.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 1 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 59-63):
Op 28 juni 2021, omstreeks 16:30, bevond ik mij op de [adres 9] ter hoogte van perceel 91. Ik stond te wachten op mijn vriend [naam 3] , omdat wij hadden afgesproken om samen wat te gaan eten bij de McDonalds. Ik zag toen een vriend van mij aan komen lopen genaamd [verdachte] . [verdachte] vroeg aan mij of ik mee wilde lopen. Omdat ik [verdachte] kende, liep ik met hem mee. Ik wist niet waar naartoe en ik wist ook niet waarom ik mee moest lopen.
Enkele momenten later kwamen wij aan op de [adres 10] . Ik zag dat er een jongen aan kwam lopen. Ik wist niet wie dit was. Ik hoorde hem zeggen: “Wat een mooie jas en tas. Zijn deze echt?”. Ik gaf als antwoord: “nee, deze zijn niet echt”. Ik hoorde de jongen tegen mij zeggen: “leeg je zakken”. Ik zag dat, tijdens hij dat tegen mij zei, dat hij zijn jas omhoog deed en een vuurwapen liet zien die in zijn broek gestoken zat. Omdat ik bang was vanwege het vuurwapen had ik mijn jas en tas gegeven aan [verdachte] die naast de jongen stond. Ik zag dat [verdachte] in mijn tas keek en mijn portemonnee pakte. Ik zag dat [verdachte] mijn bankpas pakte. [verdachte] zei toen tegen mij
datik mee moest naar een pinautomaat om geld op te nemen.
[verdachte] , de jongen en ik liep via de [adres 11] en [adres 9] naar
depinautomaat genaamd “ [naam 4] ” welke gevestigd is op de hoek welke van de [adres 9] overloopt naar [adres 12] . Onderweg naar
depinautomaat vroeg ik hoeveel ik moest pinnen. Toen wij bij
depinautomaat aankwamen vroeg ik nogmaals hoeveel ik moest pinnen. Ik hoorde [verdachte] tegen mij zeggen dat ik al het geld wat ik op mijn rekening had staan moest pinnen. Ik had 110 EURO op mijn rekening staan. Ik had 110 EURO gepind en overhandigd aan [verdachte] .
Zowel [verdachte] als de jongen vertelde mij dat als ik hier iemand iets over vertelde dan gaat het niet goed aflopen met mij.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 60-69):
Ik herkende dat het een pistool was aan het handvat. Ik zag dat het een zwartkleurig pistool was.
Ik hoorde dat [verdachte] het meeste het woord voerde en van hem moest ik mijn spullen afgeven. Ik had mijn zwarte Moncler bodywarmer aan [verdachte] af moeten geven.
Buiten de honderdtien euro heeft [verdachte] ook mijn bodywarmer meegenomen. Ik zag dat mijn bodywarmer sedert 29 juni 2021 op Marktplaats te koop werd aangeboden. Ik zag dat de adverteerder zichzelf [username] noemt en uit Zoetermeer zou komen, en dat de advertentie [nummer 7] heeft.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , opgemaakt op 7 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 72-73):
Op 28 juni 2021 was ik thuis. Ik werd gebeld door een vriend van mij genaamd [aangever] . Ik sprak met [aangever] af in het centrum van Den Haag om bij een McDonalds te gaan eten tussen 16:00 uur en 17:00 uur. Bij de Grote Marktstraat hebben we elkaar ontmoet. Ik hoorde dat [aangever] mij vertelde dat hij was beroofd door twee jongens. Hij vertelde mij dat hij ergens in de stad was beroofd en dat ze zijn jas en zijn geld hadden meegenomen. Ik had het idee wel dat hij geschrokken was.
5. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 5 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 100-112):
16:29:53 uur
Ik zag vier personen in beeld komen. Later blijken dit verdachte 1 en verdachte 2 te zijn.
16:41:38 uur
Ik las in de aangifte dat aangever het over ‘ [verdachte] ’ had. Ik zag op de camerabeelden dat aangever met ‘ [verdachte] ’ aan kwam lopen om 16:51:41 uur. Hierna heb ik teruggespoeld en zag ik om 16:41:38 uur ‘ [verdachte] ’ alleen in beeld. Ik zal hem hierna verdachte 1 noemen.
16:43:11 uur
Ik zag dat de aangever en verdachte 1 aan kwamen vanaf de [adres 9] in de richting van de [adres 11] . Ik zag dat de aangever een lichtblauw trainingspak aan had met daaroverheen een zwarte bodywarmer. Ik zag dat verdachte 1 naast hem liep. Ik zag dat zij uit beeld verdwenen nadat zij de [adres 11] in liepen.
16:51:41 uur
Ik zag dat de aangever en verdachte 1 met nog een verdachte vanuit de [adres 11] liepen in de richting van de [adres 9] . Ik zag dat de aangever geen zwarte bodywarmer meer aan had. Ik noem de andere verdachte, verdachte 2.
Ik zag dat verdachte 1 een zwartkleurig kledingstuk, vermoedelijk de bodywarmer van aangever, over zijn arm droeg. Ik zag dat tijdens het lopen richting de [adres 9] verdachte 1 de bodywarmer aan verdachte 2 gaf.
16:59:01 uur
Ik zag dat aangever en verdachte 1 en verdachte 2 in beeld kwamen lopen komende vanaf de overzijde van de [adres 9] in de richting van de [adres 11] . Ik zag dat aangever voor liep en dat verdachte 1 en verdachte 2 erachter liepen. Ik zag dat verdachte 2 de bodywarmer in zijn linkerhand droeg. Ik zag dat zij uit beeld verdwenen nadat zij de [adres 11] waren in gelopen.
17:00:31 uur
Ik zag dat de aangever op de fiets in beeld kwam. Ik zag dat de aangever alleen vanuit de [adres 11] fietste in richting van de [adres 9] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 135):
Op 8 juli 2021 werd intern beelden gedeeld over een incident wat plaats heeft gevonden 28 juni 2021.
Ik zag dat er een persoon omschreven stond als verdachte 1:
Man, smal postuur, licht getint, zijkant haar kort, bovenop wat langer, geheel zwart gekleed.
Ik zag dat er van de boven omschreven persoon een screenshot was gedeeld. Ik zag dat ik deze persoon herkende als zijnde [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2003.
Op 14 juni 2021 heb ik, [verbalisant] , [verdachte] gehoord als verdachte van cybercrimedelicten. [verdachte] heeft hierbij o
p1,5 meter afstand van mij gezeten.
Ik herkende de persoon op de foto als zijnde verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2003 aan de onderstaande kenmerken:
o haar
o wenkbrauwen
o neus
o lippen
o postuur
o huidskleur
7. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 15 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 129-134):
Op 8 juli 2021 kreeg ik een e-mail met het verzoek om herkenning van een persoon welke verdacht wordt van diefstal met bedreiging doormiddel van een vuurwapen.
Ik las dat er werd gesproken over verdachte 2 met de volgende omschrijving:
o man
o gezet postuur
o kroes haar bovenop wat langer
o geheel zwart gekleed
Op 9 juli 2021 was ik op de openbare weg, de Grote markt te ’s-Gravenhage en belast met bike surveillance. Ik zag een persoon lopen welke voldeed aan het signalement van de aan mij gezonden e-mail.
o man met donkere huidskleur
o gezet postuur
o een zwarte Northface jas
o een Adidas trainingsbroek
o donkere sportschoenen
Ik zag na inzage in het identiteitsbewijs dat de persoon mij ambtshalve bekend was. Ik zag dat deze persoon de volgende naam had:
[medeverdachte 3] geboren [geboortedatum 2] -2004 [geboorteplaats 2] .
8. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 juli 2021, voor zover inhoudende (p. 84-85):
Ik zag dat de advertentie met advertentienummer [nummer 8] actief was en op naam stond van [username] . Ik heb vervolgens middels de chatfunctie op Marktplaats toegewerkt tot een afspraak om de Moncler Bodywarmer te kopen.
Omstreeks 17 .15 uur zag ik dat er een jongen richting mijn voertuig kwam lopen. Middels mijn geopende portierraam hoorde ik de jongen zeggen: "Komt u voor de jas". Hierop antwoorde ik dat dit het geval was en of hij bij mij in de auto kon komen zitten zodat ik de bodywarmer kon bekijken. Hierop stapte de jongen als bijrijder in mijn voertuig, gaf mij een hand en haalde de bodywarmer uit een plastic tas. Ik heb de bodywarmer bekeken en vroeg aan de jongen welke prijs er was afgesproken, hierop hoorde ik hem zeggen, tweehonderd vijftig euro. Hierop overhandigde ik hem 5 biljetten van 50 euro.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen met betrekking tot het bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde feit (PL1500- [nummer 9] ):
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 november 2022, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik op 28 mei 2020 5,6 gram cocaïne en 3,8 gram heroïne bij me had. Ik had dit van een vriend geleend voor een videoclip. De weegschalen (grammenwegers) die op mijn slaapkamer zijn aangetroffen had ik ook nodig voor een videoclip.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 augustus 2020, voor zover inhoudende (p. 61-66):
De aangeboden partij vermoedelijke verdovende middelen bestond uit:
Aantal/eenheid : 11 bolletjes
Inhoud : crèmekleurige brokjes
Ik zag 11 bolletjes bestaande uit 11 puntjes van een boterhamzakje met hierin crèmekleurige brokjes, met een totaal netto vastgesteld gewicht van 1,9 gram. Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9862NL.
Aantal/eenheid : 1 zakje
Inhoud : crèmekleurig brokjes
Ik zag een deel van een boterhamzakje met hierin crèmekleurige brokjes, met een netto vastgesteld gewicht van 3,7 gram. Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9868NL.
Aantal/eenheid : 1 zakje
Inhoud : Bruinkleurig poeder
Ik zag een deel van een plastic zakje met daarin een bruinkleurig poeder met een netto vastgesteld gewicht van 3,8 gram. Hier heb ik een, nader te onderzoeken, monster van gemaakt en voorzien van SIN: AANK9867NL.
AANK9868NL – bevat cocaïne
AANK9862NL – bevat cocaïne
AANK9867NL – bevat heroïne
3. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 28 mei 2020, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Beslagene
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Adres : [adres 13]
Postcode plaats : [adres 13]
Object : Keukenartikel (Weegschaal)
Aantal/eenheid : 2 stuks
Bijzonderheden : drugsresten
4. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 28 mei 2020, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Adres : [adres 13]
Postcode plaats : [adres 13]
Object : Geld (Biljetten)
Totale hoeveelheid : 190 EUR
Inhoud : 6 x eur 20,- biljet, 6x eur 10,- biljet, 2x eur 5,- biljet
5. Een geschrift, te weten een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt op 28 mei 2020, voor zover inhoudende (ongenummerd):
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Adres : [adres 13]
Postcode plaats : [adres 13]
Object : Geld (Munten)
Totale hoeveelheid : 40,50 EUR
Inhoud : 14x 0.05 euro, 18x 0.10 euro, 15x 0.20 euro, 14x 0.50 euro, 10x 1.00, 9x 2 euro