ECLI:NL:RBDHA:2022:12525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
NL22.10907
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en schadevergoeding na te late indiening van dossierstukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2022 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser een maatregel van vreemdelingenbewaring was opgelegd. Eiser had op 12 juni 2022 een besluit ontvangen waarin deze maatregel was opgelegd op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 13 juni 2022 beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 20 juni 2022, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, werd duidelijk dat de verweerder de benodigde dossierstukken te laat had ingediend. Dit leidde ertoe dat de gemachtigde van eiser onvoldoende tijd had om het dossier te bestuderen en met eiser te bespreken.

De rechtbank oordeelde dat de te late indiening van de stukken de belangen van eiser had geschaad, waardoor zijn fundamentele rechten waren geschonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en oordeelde dat de maatregel van vreemdelingenbewaring met onmiddellijke ingang moest worden opgeheven. Daarnaast werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 600,- aan eiser, alsook tot het vergoeden van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-. De rechtbank stelde vast dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was met ingang van 15 juni 2022, de datum waarop de stukken uiterlijk ingediend hadden moeten zijn. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier A.M. Zwijnenberg.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.10907
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.C. Stoop), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. F. van de Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft op 13 juni 2022 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Barzizaoua. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 600,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Naar aanleiding van het beroepschrift van maandag 13 juni 2022 heeft de rechtbank verweerder op diezelfde datum verzocht om de stukken die op de zaak betrekking hebben uiterlijk op woensdag 15 juni 2022 om 16.00 uur in te dienen. Verweerder heeft deze stukken op vrijdag 17 juni 2022 op verschillende momenten (voor het laatst rond 15.00 uur) ingediend.
3. Volgens eiser is hij door de te late indiending van de dossierstukken in zijn belangen geschaad. Zijn gemachtigde heeft namelijk effectief minder dan één werkdag voor de zitting van 20 juni 2022 het dossier kunnen bestuderen. Verder is er geen of onvoldoende gelegenheid geweest voor de gemachtigde om het dossier met eiser te bespreken. Volgens eiser moet de maatregel van bewaring om deze reden onrechtmatig te worden geacht.
4. De rechtbank volgt eiser hierin. Het dossier is dermate laat kenbaar geweest voor eiser en zijn gemachtigde, dat zij niet of onvoldoende gelegenheid hebben gehad om het dossier met elkaar te bespreken ter voorbereiding op de zitting van 20 juni 2022. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee al een fundamenteel recht van eiser geschonden. Hieraan doet niet af dat eiser niet heeft geconcretiseerd welke beroepsgronden hij anders of meer had willen aanvoeren dan zijn gemachtigde al had gedaan bij brief van 17 juni 2022. Datgene wat eiser eventueel anders of meer had willen aanvoeren, had nu juist het resultaat geweest kunnen zijn van een voorbespreking met zijn gemachtigde. En juist díe gelegenheid is hem door de gang van zaken vrijwel onmogelijk gemaakt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep om deze reden al gegrond. De maatregel dient met onmiddellijke ingang te worden opgeheven. De overige geschilpunten behoeven geen bespreking meer.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is de maatregel van bewaring onrechtmatig met ingang van 15 juni 2022. Dit is de dag waarop verweerder de dossierstukken uiterlijk had moeten uploaden. De rechtbank oordeelt dat eiser een schadevergoeding toekomt voor zes dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsontnemende maatregel in het detentiecentrum. Voor elke dag krijgt eiser € 100,-. De totale schadevergoeding is dus
€ 600,-.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022 door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Zwijnenberg, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
20 juni 2022

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.